de zomer zich weer van zijn-slechtste kant liet zien, waardoor bij de L.Z.C. de polowedstrijd met een stand van I—l gestaakt moest worden wegens de wel zeer vroeg invallende duisternis? dat in Utrecht de onvoldoende verlichting het voor de Amerikanen wel zeer moeilijk maakte om hun programma geheel naar wens uitte voeren. Maar wat Utrecht wel' bracht, dat was het springen van de toren, al bleef dit dan ook beperkt tot het 5 M.

Londen het tot de tweede ronde had gebracht, toonde van behoorlijke kwaliteit te zijn door in Bodegraven vaneen onvolledig Z.I.A.N. te winnen en in Amersfoort van het complete Neptunus. Deze verlengstukjes van de O.S. zijn van groot nut geweest en zij hebben daarbij aangetoond, hoezeer die Spelen door het prikkelen van de algemene belangstelling van bijzondere waarde zijn geworden voor de propaganda voor het zwemmen.

grootheid, maar een die nog jong en sterk genoeg is om terug te komen. Onze resultaten in cijfers. Indien wijde telling voor de Europa-beker zouden toepassen, dan zouden wijde volgende resultaten zien bij het dames-zwemmen: Ver. Staten ver bovenaan met 104 punten. Zelfs al rekent men daarbij, dat het schoonspringen voor 47 punten zorgde, dan is het toch een allerfraaiste prestatie. Denemarken komt op de tweede plaats met 54 punten en Holland op de derde met 34 punten. Dan komen Hongarije en Engeland, .elk met 15 Punten, Australië met 13 en Frankrijk met 8 Punten. Oostenrijk, België, Zweden en Brazilië verzamelden elk voor zich nog enkele punten, waarbij opgemerkt moet worden, dat de 2 voor Zweden niet de juiste kracht van dit. land aangaven in verband met de onfortuinlijke disqualificatie van de 4 x 100 Meter, die zonder dat zes punten zou hebben opgeleverd. In het volgend nummer komt een nabeschouwing over het waterpolo en zo spoedig mogelijk volgen de uitslagen. Intercontinentale ontmoetingen. Na afloop van de Olympische zwemwedstrijden kregen we een avond met ontmoetingen tussen de Werelddelen en ware het niet, dat de 8000 bezoekers zoveeld geld in het laadje brachten, dat de F.X.N.A. 3750 £ rijker werd en deze organisatie na het afdoen van haar schuld van 4000 $ een aardig appeltje voor de dorst had overgehouden, dan zou ik de avond als een anti-climax hebben moeten aanduiden. Er werd aardig gezwommen, maar zonder de pit en zonder het vuur van de echte wedstrijden. Alle estafettes waren voor Europa en wat ons betreft werkten daaraan mede Nel van Vliet, Wies Vaessen en Hannie Termeulen, terwijl Oor Braasem speelde In het zevental van Europa tegen de Rest (4—1), ook al geen bijzondere wedstrijd. De demonstratie-wedstrijden onder de Zuid-Amerikaanse spelregels is er verre van gebleven mij te kunnen bekeren. Enfin, voorlopig hebben wij twee jaar de tijd om ons te beraden. Mocht dan het genoemde van matig gehalte zijn geweest, één ding was er, dat een gang naar het bad waardwas en wel 'het komische springen van he Amerikaan Harlan in samenwerking met de Mexicaan Capilla, een staaltje van internationale samenwerking, dat terecht aller bewondering opwekte en dat uitgevoerd werd zowel van de 3 M. als van de 5 en 10 M. Nogmaals klap ik in mijn handen. B. P. Amerikanen en Zwitsers reizen door ons land. Voor hen, die niet inde gelegenheid zijn geweest he O.S. te Londen bij te wonen en die toch iets Wilden zien van die buitenlanders, die zoveel penhen in beweging brachten, zoveel tongen hadden losgemaakt en zoveel luisteraars gespannen voor hun toestel hadden doen zitten; voor hen was het ®en uitkomst, dat zij al die phenomenen in levende lijve konden aanschouwen. Reeds gaven wij in het vorige nummer een verslag van het begin van de tournee der Amerikanen; hierop terugkomend, willen wij nogmaals onze vreugde uitspreken over de aanwezigheid van onze Koningin met haar dochter en haar kleinkinderen. Hoewel de Koninklijke Familie niet aanwezig was in officiële qualiteit, maar uitslutend Voor het genoegen om ook eens een goed zwemvest bij te wonen, moet dit bezoek toch aangewerkt worden als zijnde van intens belang voor onze zwemzaak. jan belang daarvoor is eveneens de bijna ongekende publieke belangstelling rondom al die bui-Vnlandse bezoeken. Waren er in Apeldoorn niet Weer dan 2000 enthousiasten, kwamen er in Leiden, ondanks de avondkoelte en de regen niet mensen om de Zwitserse Olympische ploeg te anschouwen en had ook niet Neptunus in Amersoort een vol huis bij diezelfde ploeg, zo goed als odegraven dit ervoer, kn dan Utrecht met een 2500 toeschouwers inde om de Amerikaanse schoonspring-fantasten Zot-len en. *n Dordrecht een menigte van 1500 be-Jjors' die ook eens werkelijk „schoon”-springen wilden zien. nbbel jammer was het daarom, dat ook thans

platform, omdat o schande voor Nederland het enige bad met een 10 M. toren, onvoldoende diep is om het springen daarvan toe te laten. Over het springen van de Amerikanen werd eerder reeds het een en ander gezegd, dus hierover nog sec ts een ding en wel over de komische sprongen van Harlan. Niet alleen, dat deze uiterst vermakelijk waren, zij toonden daarnaast een zo zeldzame hchaamsbeheersing, en een zo rijke fantasie, dat al hetgeen vroeger op dit gebied hier te lande te zien werd gegeven er bij in het niet viel. Een zo grote uitzonderlijkheid brachten de Zwitsers zeker niet; hun zwemmers kwamen niet boven de middelmaat, maar hun polo-zevental, dat in

In dit verband moeten ons een paar opmerkingen van het hart. Wil inderdaad die propagandistische werking er zijn, dan moeten de organiserende verenigingen van dergelijke zwemfeesten zich volledig realiseren, welke verantwoordelijkheid zij dragen, Een nummer als het schoonspringen van de Amerikanen, internationaal het beste van het beste, behoort niet omgeven te worden dooreen programma, dat misschien aardig is voor een onderling zwemfeest. Indien men rekent op verlichting bij het zwemfeest, dan dient zulks ocrk goed te gebeuren indien men meent het zonder verlichting te kunnen doen, dan moet èn bij de samenstelling van het programma èn bij het tempo van afwerking, er

ïio&eJvt UUjM> iWdeit.

Reeds in Londen spraken wij hem, maar hij en ik hadden daar onze zorgen, zodat het praatje erg vluchtig bleef. Maar ziet, de kans op een gesprek, dat die naam mocht hebben, werd beter, toen wij Robert Wijss, de Zwitser, zagen na afloop van de wedstrijden van de L.Z.C. Hij was natuurlijk ook naar het uiterlijk ouder geworden, maar zijn forse gestalte deed toch sterk denken aan de lang vervlogen dagen, dat Wijss één der steunpilaren van de zwemvereniging het Y was. De jaren, dat hij in Y 1 waterpolo speelde, de jaren van van Silfhout en Gé Bohlander, de jaren, dat hij inde blauw-witte 5 x 50 zwom of op de schoolslagbanen uitkwam tegen mannen als Reinders en Kraan. Met de gebr. Kraan vormde hij toen de fameuze touwtrekploeg van het Y, waartegen de mannen van mijn L.Z.C. eens een sensationele wedstrijd trokken. En thans was hij op reis met de Zwitserse Olympische ploeg en hij vertelde ons van de vele moeilijkheden, daar in zijn vaderland, door de zwemsport te overwinnen. Wij begonnen te praten overeen officieel orgaan. Kijk, zei hij, dat is nu juist een voorbeeld van onze moeilijkheden. Wij zijn te klein om er een eigen orgaan op na te houden en wij moeten ons behelpen met een algemeen sportblad. Er is in Zwitserland te weinig uitzicht voor de beoefenaren van de zwemsport, er zijn te weinig wedstrijden en er zijn te weinig zwembaden. Maar jullie hebt toch wel overdekte zwembaden? Dat wel, antwoordde hij, maar niet meer dan een viertal. Daar is er één bij met een 50 Meter baan, maar die is zodanig gebouwd, dat er maar voor een luttel aantal toeschouwers plaats is bij een wedstrijd. De baden, ook niet de open baden, zijn helemaal niet gesteld op de sportzwemmerij; het is er altijd te vol en voor de zwemclubs zijn er niet of nauwelijks uren beschikbaar. Dus.... te weinig training en te weinig wedstrijden. Kijk, zei hij, als ik denk aan mij eigen tijd bij' het Y, toen wij iedere week naar een wedstrijd trokken en als ik dan zie, hoe een jonge knaap, die zich bij een Zwitserse zwemclub aansluit, moet uitzien naar ook eens een wedstrijd, dan kan ik het mij voorstellen, dat die jongen een andere tak van sport opzoekt, die hem meer kans geeft op het in praktijk brengen van inde training verworven kennis. Hij schudt zijn hoofd en zegt dan: training is een mooi ding, maar er moet

een achtergrond zijn, een uitzicht op het meten van de krachten. In Zwitserland is de zaak nu zo geworden, gaat hij verder, dat men eigenlijk geen notie heeft, van wat training inhoudt. Als je zegt. zwem eens 400 M., dan zwemmen ze 8 x 50 M. en dan denken ze al heel wat gepresteerd te hebben. Ik behoef hem niets meer te vragen, want hij gaat maar door te vertellen en ik hoor, hoe men in zijn land ook maar weinig begrip heeft vaneen goede polotraining. Maar het is ook veel moeilijker dan bij jullie. In Holland wonen de goede spelers veel meer geconcentreerd en daardoor zijnde reiskosten veel lager. Je kunt je niet voorstellen hoe hoog de spoorwegtarieven zijn in Zwitserland. En dan de hotelkosten. Hier val ik hem inde rede om te vertellen hoe de jongens bij ons in het bad slapen. Bij ons onmogelijk, zei hij, de baden zouden ons zien aankomen. We dwalen nu af van de zwemsport naar de zwemkunst en dan komt er een optimistischer geluid. Hoe staat het met het schoolzwemmen in Zwitserland, vraag ik en het antwoord is, zonder aarzelen: goed. Inde grote steden is dit onderwijsvak verplicht en zeker één maal per week krijgen de schoolkinderen een zwemles. Het beste is dit in Zurich geregeld, waar twee maal per week wordt les gegeven en waar de kinderen ook inde vacanties kunnen blijven doorzwemmen, als waren zij op school. Wat dit onderdeel betreft, gaat het zeker niet slecht en in die grote plaatsen leert een ieder dan ook zwemmen. Maar om ze van de zwemkunst naar de zwemsport te krijgen, zal een probleem blijven, zolang onze verenigingen hun actieve leden maar zo weinig kunnen bieden. En zeker zal het begrip, wat nu eigenlijk training is, ingang moeten vinden. We dwalen nu af en we komen op oude herinneringen. Wijss vertelt mij, hoe aardig hij het gevonden had in Bodegraven één van de van Senussen als scheidsrechter te ontmoeten en hij vraagt naar anderen uit zijn Hollandse tijd, waarvan hij er in Londen reeds een paar heeft ontmoet. Mijn beurt om te vertellen. 'lk neem afscheid, want mijn trein dwingt mij het gezellige gesprek af te breken en wandelend naar het station denk ik even met genoegen aan de prijzende woorden, die hij ook nog over had voor de ontvangst in dat Zuid-Hollandse kaasdorp. B. P.

143