in dikte afnemende bindweefsellaag. In ’t centrum blijven van die laag slechts enkele vezels behouden, terwijl meer naar beneden de bindweefsellaag en daarmee de membraan weer aan dikteafmetmg wint. Nergens vindt men een spoor van litteekenvorming noch eenigerlei onregelmatigheid in ’t beeld, die voor een secundaire vergroeiing zou kunnen pleiten. Sene-coupes naar boven, door de onderste der twee perforatieopeningen gelegd, geven een heel eigenaardig beeld, waarvan vier kenmerkende stadiën in figg. 2, 3, 4 en 5 zijn geteekend, De teekening omvat alléén de rechter helft van de membraan, daar de linker met fig. 1 overeenkomt, en niets bijzonders aanbiedt. De 2, 3, 4 en 5 zijn niet geteekend naar onmiddellijk op elkaar volgende doorsneden ; men moet er zich telkens een paar tusschen weggelaten denken. Men ziet nu in fig. 2 en fig. 3 de membraan op een bepaald punt dunner worden, door verdwijnen van de bindweefsellaag, zoodat de beide lagen plavei-epithelium elkander met hun rete Malpighi raken. Op éen punt van fig. 3 smelten zelfs de twee epithelium-lagen samen, of liever het rete Malpighi van beide lagen verdwijnt, en de continuiteit van de membraan wordt op dat punt alléén bewaard door een groepje afgeplatte, verhoornde cellen. In fig. 4 ziet men de brug van verhoornde epitheliën smaller woiden en zijn samenhang verliezen, terwijl in fig. 5 de samenhang geheel ontbreekt, en wij het begin van de perforatie-opening voor ons hebben. Serie-coupes door de sluitingsplaats van de opening aan den bovenkant geven ongeveer hetzelfde beeld. Wanneer wij het mikroskopische beeld van dit nauwlijks geperforeerde hymen vergelijken met de afsluitende membraan bij haematocolpos, die ik in de November-vergadering van 1899 heb vertoond (zie de afbeelding in het Ned. Tijdschrift voor Verloskunde, elfde jaargang, afl. 1), dan vinden wij de volgende punten van overeenkomst en van verschil. Punt van overeenkomst is, dat ontstekingsresten of verschijnselen van secundaire vergroeiing in beide gevallen ontbreken, dat wij dus in beide gevallen met een aangeboren anomalie te doen hebben. Verschilpunten zijn, dat in de afsluitende membraan bij haematocolpos een regelmatig gevormde laag van glad spierweefsel aanwezig is, die in het praeparaat van Dr. Becking ontbreekt; in overeenstemming daarmede is de eerstgenoemde membraan veel dikker. Een ander verschilpunt is, dat het heden vertoonde praeparaat zoowel aan de vaginale als aan de vulvaire zijde een fraai meer-

334