vlakkig. Temp. 38.5, pols ± 160, zeer klein en haast niet te tellen. Buik weinig opgezet, weinig pijnlijk. Na een paar campherspuitjes wordt de pols beter; het sensorium van patiënte echter niet. De toestand blijft echter achteruitgaan, het bewustzijn verdwijnt geheel en inden nacht succombeert patiënte. Welke diagnose moet hier worden ingevuld? Peritonitis, intoxicatie? Het is moeilijk te zeggen. Hoogstwaarschijnlijk is het een puerperaal proces geweest, waaraan de practioant hoogstwaarschijnlijk onschuldig is. Immers, al heeft hij niet op de gewone wijze door inwendig onderzoek de infectie teweeg gebracht, toch blijft de mogelijkheid bestaan, dat in het „credeeren” de oorzaak gezocht moet worden. Voor een andere mogelijkheid van infectie mogen wij de oogen evenmin sluiten: hier ter stede zijn in verschillende stadsgedeelten befaamde bakers, die bij de barenden inwendig onderzoek verrichten, voordat de vroedvrouw of de practioant gehaald worden. Wij zullen over deze domme vrouwen ons oordeel maar verzwijgen, zoolang er nog medici gevonden worden, die niet veel beter doen, hoewel zij het beter konden weten. 11. N°. 261 (1900), 30-jarige 111 para. Nadat onder zwakke weeën en dientengevolge langzaam vorderen der ontsluiting en indaling de baring reeds 2 maal 24 uur geduurd heeft, wordt den 19den April ’s morgens 4.30 spontaan een voldragen levend kind geboren. De vrouw had zich voortdurend wel bevonden. Nadat het kind geboren was, was de toestand, woordelijk ontleend aan het verslag, als volgt: „De vrouw was vrij opgewekt en gaf geen blijken van het een of ander ernstig lijden. De uterus staat gecontraheerd iets beneden den navel. De placenta zit nog vast aan den uteruswand, blijkende uit het uitwendig onderzoek. Om 5 uur klaagt pat. over onwelzijn. Ik zie dat zij bleek wordt. Uterus nog steeds gecontraheerd, ’t Abdomen is boven de symphysis niet pijnlijk. Pols is klein en frequent (140). Ik laat haar een glaasje brandewijn nemen en het gezicht met eau de cologne flink wrijven. De toestand gaat achteruit; pat. klaagt dat ze zich erg slecht gevoelt; van tijd tot tijd geeuwt ze krampachtig. Ik geef haar daarom een subcutane injectie van 01. camphor. De toestand blijft zoowat ’t zelfde; de pols wordt iets beter voelbaar een kwartier na de injectie en patiënte vindt zelf ook dat er beterschap intreedt. Deze is evenwel van korten duur. Ze wordt weer slechter, zeer bleek, lippen blauw en zegt niemand te kunnen zien. Ik dien daarop nog een subcutane injectie van campherolie toe, laat ’t hoofd laag leggen, de beenen naar boven houden. De uterus blijft steeds gecontraheerd. Deze toestand blijft gedurende een uur dezelfde. Subjectief is geen verbetering,

73