blijkt dus onmiskenbaar de invloed, dien voorafgaande zwangerschap en partus hebben op de bewegelijkheid der gewrichten in eene volgende zwangerschap. Het bandapparaat, dat een of meermalen verslapt geweest is, laat inde volgende zwangerschap grootere bewegingen toe dan inde vorige. Om te weten welk voordeel men bij vernauwde hekkens te wachten heeft van Walcher’s ligging, heb ik bij 29 vrouwen de conj. diagonalis in vivo gemeten in 3 houdingen, nml.: I°. met de beenen zoo sterk mogelijk geflecteerd, zoodat de knieën tegen de borst komen (steensnedeligging); 2°. horizontaal, het geheele lichaam gestrekt; B°. in Walcher’s ligging. Daarbij bleek, dat de gemiddelde vermeerdering, die verkregen wordt door de steensnedeligging te veranderen in die van Waloher bedraagt 7.3 mM. Hiervan werd in 23 gevallen gemiddeld 3.6 m.M. verkregen door de steensnedeligging te veranderen in de horizontale, en in 24 gevallen gemiddeld 4.6 m.M., door de vrouwen hieruit te brengen in Walcher’s ligging. Bij drie cadavers van vrouwen, die kort na den partus overleden waren, werd door directe meting een gemiddelde vergrooting der conj. vera gevonden van 6.3 m.M. in ’t geheel. Bij die vrouwenwas de bewegelijkheid: 3 maal „gering” met gemiddeld 4.1 m.M. vermeerdering. 11 „ „middelm.” „ „ 8 „ „ 7 „ „sterk” „ „ 8.4 „ „ Hieruit blijkt dus, dat waar de bewegelijkheid „middelmatig” is, waar dus het sacrum grootere draaiing maken kan dan bij „geringe” bewegelijkheid, het promontorium zich ook verder van de symphysis verwijdert; het is dus in overeenstemming met de theorie. Yeel kleiner is het verschil in vermeerdering tusschen de gevallen met „sterke” bewegelijkheid en die met „middelmatige”. De getallen zijn echter te klein om hieruit gevolgtrekkingen te maken. Uit mijne metingen blijkt dus, dat gemiddeld de conj. diag. bijna een halve centimeter grooter gemaakt kan worden door Walcher’s ligging inde plaatste stellen van de horizontale. Men mag echter gerust aannemen dat in werkelijkheid meer gewonnen wordt, dan uit de metingen blijkt. Immers bij het vaststellen der therapie, die men zal aanwenden, beoordeelt men een bekken naar de maten, die genomen zijn inde meest geschikte houding, waarin men gewoon is de conj. diag. te meten. Hierbij worden de beenen der patiënte bijna altijd iets gebogen, want het meten bij gestrekte beenen is moeilijk. Onze voorstellingen omtrent den invloed van

205