buik werd zonder verdere behandeling gesloten en patiƫnte succombeerde twee dagen na de operatie. Hoewel de tumor mij in geen enkel opzicht als een van kwaadaardigen aard had toegeschenen, moest ik toch uit het verdere verloop der ziekte besluiten, dat inde dermoidcyste de oorzaak van den recidiveerenden tumor moest gezocht worden. Het onderzoek van den ovariaaltumor leverde het volgende resultaat op. De kinderhoofdgroote tumor bleek bij opening na de operatie met huidsmeer en haren gevuld te zijn. Het in alkohol geharde praeparaat is, wat den vorm aangaat, het best te vergelijken met een placenta en hare vliezen; de placenta stelt daarbij een circa liandpalmgroote biconvexe verdikking inden cystewand voor. De grootste dikteafmeting van dit gedeelte, van het eigenlijke dermoid, bedraagt op doorsnede circa 2 c.M. Aan den buitenkant der cyste valt niets bijzonders waar te nemen, aan de binnenzijde vertoont de eigenlijke cystewand vele plooien en duidelijke overblijfselen van vroeger aanwezige septa. Op meerdere plaatsen ziet men geelbruine vlekken van verschillende grootte en enkele onregelmatig gevormde verhevenheden. De plaats der wandverdikking, het eigenlijke dermoid heeft een min of meer ruw oppervlak. Hier en daar ziet men vrij scherp omschreven bruingele onregelmatig begrensde vlekken over het oppervlak verspreid liggen. Op andere plaatsen is het oppervlak zeer ruw en vertoont het het beeld wat wij op de voor-bo ven vlakte van de tong te zien krijgen, als de papillen als kleine spitse verhevenheden boven het niveau uitsteken (Haarzunge). Op doorsnede vertoont het weefsel van het dermoid een aantal witte strengen die met elkaar anastomoseeren en meerdere kleine holten begrenzen. Deze holten zijn met dezelfde pappige massa als de dermoidcyste gevuld. Yoor het microscopisch onderzoek werden stukjes uit den cystewand en uit het dermoid genomen. Met het oog op het verschillend aspect van het oppervlak van het eigenlijke dermoid werd dit gedeelte op meerdere plaatsen onderzocht. Microscopische beschrijving der praeparaten uit den cystewand verkregen. Aan de binnenzijde wordt het oppervlak gevormd dooreen gegolfde lijn, welke hier en daar kleine en groote inhammen vertoont. Yoor het grootste gedeelte is het ojDpervlak zonder eenige epitheelbedekking en treft men als bovenste laag van den wand een smal strookje kernloos, hyaline weefsel aan. Daar waar het oppervlak kleine inhammen vertoont ziet men een of meerdere plaatepitheliƫn tegen den wand aanliggen; waar het

281