zijn. Wij allen weten, dat het uterus-carcinoom een verbazend slechte prognose geeft. Alleen bij bijzonder vroeg herkende en geopereerde gevallen bestaat er kans op radicale genezing. Heeft men het voorrecht, een dergelijk gunstig geval te ontmoeten, dan mag men de gelegenheid om bijtijds te opereeren niet laten ontsnappen. Met palliatieve operaties bereikt men niets, en een hooge portio-amputatie geeft alle kans op abortus. Den heer Nijh of f doet het genoegen, dat Prof. Kouwer zich bij zijn indicatie aansluit. Den heer Driessen kan het wel geen ernst zijn in het belang van het kind een hooge portio-amputatie voor te stellen, daar men hierbij al heel weinig kans heeft het kind te behouden. Den heer Oidtraan antwoordt Spreker dat hij in ’t gegeven geval te doen had met een krachtige gezonde vrouw, die over niets dan vloeiingen had te klagen. De sociale waarde van de patiënte was dus zeker groot. Terwijl de heer van de Velde wilde wachten tot het kind levensvatbaar was, bedoelt de heer Oidtman een uitstel tot het kind nagenoeg voldragen zou zijn; wat dus beteekent, dat men de operatie vier maanden had moeten uitstellen. Spreker betwijfelt, of eender aanwezigen op zijn verantwoording zou hebben durven nemen, om tot deze patiënte te zeggen: kom over vier maanden terug. De garantie, dat het carcinoom over vier maanden nog operabel zal zijn, kan niemand geven, ook Dr. Mendes niet, die het sterkst tegen zijne indicatie heeft geopponeerd. Tot den heer Ho 11 eraan zegt spreker dat het uitstel vaneen week tusschen opname en operatie met de vacantie samenhing. Hierop doet Prof. Kouwer nog een vraag naar aanleiding van het geval van spondylolisthesis. Was er eenigerlei oorzaak bekend ? en op welken leeftijd was het ontstaan? Prof. Nijh of f antwoordt, dat de oorzaak onbekend was; er is geen trauma inde anamnese. Dr. Str at z vraagt naar aanleiding van het eerste geval (carcinoom van de cervix met haematometra) of de tubae te zien waren, en of er wellicht een haematosalpinx bestond. Prof. Nijhoff antwoordt, dat er geen haematosalpinx bestond, en evenmin perirnetritische adhaesies. De heer van de Velde demonstreert hierop gonococoenculturen, op agar-agar gekweekt volgens een nieuw procédé. Tot dusverre gelukte het kweeken van gonococoen op agar niet. Men behoefde moeilijk samenstelbare kweekbodems; bloedserum of urine-agar. Dooreen zeer eenvoudige wijziging gelukt het nu de gonococcen op agar te kweeken. Men heeft nl. slechts te zorgen, dat de agar in plaats van alkalisch, juist even zuur reageert. In plaats van de volle hoeveelheid natronloog, vercischt om de agar even alkalisch

310