vijf kinderen, had om de vroedvrouw gezonden, omdat zij wat pijn begon te krijgen. Een uur of wat later waren de weeën nog zwak; er was 4 cM. ontsluiting en een weinig bloeding. Dein consult geroepen medicus meende placenta praevia te voelen. Patiënte, die langzamerhand meer weeën begon te krijgen, klaagde niet erg. Plotseling, na een paar heel sterke weeën klaagde zij over hevige pijn inde linker zijde en collabeerdo. De weeën hielden op. Toen spreker haar zag bleek de uterus rechts, het kind links in de vrije buikholte te liggen. De vagina was overs/3 van haar omtrek circulair van de cervix afgeschenrd. De scheur liep van vóór rechts tot achter in ’t midden. Bovendien werd deze scheur gekruist dooreen tweede, links voor, doorgaande tot inde blaas. Spreker heeft, zonder de vrouw eerst te vervoeren, het kind geperforeerd en geëxtraheerd, de placenta uit de buikholte gehaald, de scheur getamponneerd en een katheter a demeure aangelegd. Na zes dagen werd de scheur inde blaaswond geaviveerd en gehecht, en toen de genezing nog niet volkomen was, dit procédé nog eens, met succes, herhaald. De oorzaak van de ruptuur ligt hier vrij wel in ’t duister. Dat het geen artefact was is zeker, daar de vrouw te bed lag en de vroedvrouw aan de tafel zat op het oogenblik van de oatastrophe. Er was geen bekkenvernauwing en geen bijzonder groot hoofd. De vrouw had vroeger lues gehad. Een tweede door spreker waargenomen geval van uterus-ruptuur betrof een patiënte, bij wie hij vroeger de portio geamputeerd had wegens ectropion en cervikaal-catarrh, die aanleiding gaf tot alle andere middelen trotseerenden fluor en jeuk. Kort na de operatie was de vrouw (Yl-para) wederom zwanger geworden. Een paar weken voor ’t berekende einde van de zwangerschap braken de vliezen. Er bestond dwarsligging, stuit lager dan het hoofd dat links lag, uterus geretraheerd om de vrucht. Weeën waren er niet. Na zes dagen wachten werd pat naar het diaconessenhuis vervoerd. Tijdens ’t vervoer, kreeg zij wat weeën. Bij aankomst kwamen er 3 of 4 heftige contracties; daarna heftige pijn en collaps. Spreker vond de patiënte moribund. Het kind lag rechts, de uterus links. Er was een groote scheur inden uteruswand, die tot over den rand der laag zittende placenta doorging. Het hoofd stond hoog, zoodat het onmogelijk was den schedel voor perforatie te fixeeren. Spreker heeft toen buiten narkose laparotomie verricht, terwijl iutussehen een subcutane injectie vaneen physiologische zoutsolutie werd gegeven. De placenta zat inden uterus vast; de scheur liep door de placentair-insertie heen, zoodat een gedeelte van de placenta bloot lag. Deze verhoudingen doen ons begrijpen, waarom de toestand der patiënte zóo snel wanhopig was geworden.

57