Prof. Treub zal, ineen dissertatie, een ietwat grootere klinische statistiek betreffende temperatuursverheffing in het kraambed laten maken; hij wil even uiteenzetten van welke grondbeginselen hij daarbij wenscht te doen uitgaan. Daartoe heeft hij zelf een zeer weinig uitgewerkte statistiek gemaakt, welke loopt van 1899— 1902. Het totaal aantal haringen bedraagt 1702, het aantal koortsgevallen 520, d.i. 30,5°/0. Als grens neemt hij 38° okseltemperatuur. In tegenstelling met Dr. Meurer houdt hij de okseltemperatuur voor betrouwbaarder dan de rectumtemperatuur. Uit de typische temperatuurkrommen van bepaalde infectie-ziekten, met name typhus, zoo typisch, dat men de ziekte er uit diagnostiseeren kan, staat de waarde der okselopname vast. De groote verschillen met de rectum-teinperatuur door Dr. Meurer gevonden, bewijzen, dat de rectum-opname voor de beoordeeling van het ziekteverloop niet deugt. Dat is, speciaal voor kraamvrouwen, heel begrijpelijk, omdat het rectum zoo dicht inde buurt ligt van het uiterst bloedrijke en aan sterke stofwisseling onderhevige genitaalapparaat, dat des te eer op de locale rectum-temperatuur kan influenceeren, als het de zetel vaneen infectie is. Op de beteekenis van laatstgenoemden factor heeft reeds de lieer Westerman gewezen. Bovendien kan de aanwezigheid van faeoaalmassa’s in ’t rectum de waarneming onzuiver maken. Spreker houdt zich dus aan de okseltemperatuur en stelt de grens op 38°. Hij heeft zijn gevallen gesplitst in huiszwangeren en stadszwangeren. De splitsing in die twee categorieën was echter een min of meer willekeurige en onzekere, en daarom is de waarde van het gevonden verschil niet groot, ten minste wat de spontane haringen betreft. Hij zal voortaan alléén als huiszwangeren noteeren diegenen, die minstens 3 X 24 uur voor het begin der haring inde inrichting zijn geweest. Ahlfeld eischt een week verblijf inde inrichting als grens. De statistiek zooals zij over de jaren 1899 —1902 is opgemaakt levert de volgende cijfers van ' 024 huiszwangeren koortsten in ’t kraambed 252 = 24,6°/0 „ 580 stadszwangeren „ „ „ „ 128 = 38,6°/0 Totaal van 1404 spontane haringen 380 koortsenden = 27°/0 Spreker had den indruk, dat na kunstverlossingen koorts in ’t puerperium minder vaak voorkwam. Hij had de verklaring al gereed , en meende dat het afscheren der schaamharen voor de kunstverlossing de mindere morbiditeit zou verklaren. Het vermoeden bleek echter na nader onderzoek onjuist.

69