extracties, verricht onder omstandigheden en op plaatsen, waarvan de stads-specialiteit kippenvel zou krijgen. Het uitkooken der instrumenten is de voornaamste voorzorg, opdat wij zelf de infectie niet zullen medebrengen. Ik heb getracht de lucht inde kraamkamers en -krotten van 70 vrouwen bacteriologisch te onderzoeken. Daartoe werd een Petrischaaltje met glycerine-agar 24 uur, ter controle op kiem vrij heid, in de broedstoof geplaatst en daarna 5 min. lang voor het bed der vrouw geopend. Van de eerste 10 bleven er 6 steriel zoodat daarna de deksel 10 min. werd afgenomen. Na eenige dagen vertoonden toen de meeste der agar platen een rijke vegetatie, vooral van schimmels. Onderzocht men ze echter nadat ze 16 of hoogstens 24 uur, op 37° waren gehouden, dan waren deze schimmels nog weinig ontwikkeld. De kolonies, die dan te voorschijn kwamen, waren weinige, 1 tot 10 hoogstens, meestal bestaande uit sarcinen of zeer kleine, onschadelijke coocen; een enkele maal kiemde er een kolonie staafjesbacteriën op, doch staphylococcen werden nooit en streptococcen slechts drie malen gevonden. Twee maal in ’t vertrek van vrouwen, wier vaginaalslijm later steriel bleek. Er ontwikkelden zich zéér kleine, puntvormige streptococcus koloniën, ineen geval 14 in ’t andere 5. Dekettingcoccen waren gemakkelijk rein te kweeken en bleken bij enting op cavia en konijn absoluut onschuldig te zijn. In het 3de geval, bij N°. 12, waar het vaginaalslijm der barende wemelde van streptococcen, kweekte ik uit de lucht, vóór het bed der vrouw, eveneens 4, zéér kleine koloniën vaneen streptococcus, die later bleek even virulent te zijn, als die, welke konden gekweekt worden uit het vaginaalslijm der barende. Gaarne erken ik, dat het getal dezer 70 proeven gering is, en zij even onvolmaakt zijn als mijn bacteriologisch geliefhebber, doch mijn vertrouwen inde betrekkelijke reinheid (i. c. de afwezigheid van infectiekiemen) inde vaak stinkende en slecht geventileerde dorpshuizen is er niet door geschokt. Ten platte lande kan met groote gerustheid worden geopereerd, mits men zéker is van de steriliteit van instrumenten, handen en kleêren. En nu is, naar mijn meening, de verloskundige, die tevens chirurg is en internist, daarvan lang niet altijd zeker. Hij infecteert zich zelf en zijn instrumenten dikwijls elders, met microben, die later zijne kraamvrouwen in gevaar brengen. En hij kan zich zelf slechts onvolledig ontsmetten. M.i. is de chirurg, die ’s morgens een carcinoom exstirpeert, of N. Tijdsein, v. Verlosk. en Gynaec. XIV.

159