volgens Credé, wanneer liet kind reeds conjunotivitis blennorrhoïoa heeft. Het zou mij te ver voeren, wanneer ik wilde trachten een kritisch overzicht te geven van de meegedeelde ervaringen en heerachende meeningen, zij het ook slechts van de laatste jaren. Aan de jongere litteratuur over dit onderwerp wil ik alleen het volgende ontleenen. Wolff ‘) bericht over 196 keeringen bij vernauwd bekken, (met 24.5°/0 kindersterfte) Daarvan zijn 58 keeringen bij staande vliezen en volkomen ontsluiting (met 98.3°/0 levende kinderen). Op grond van zijn ervaringen komt hij tot de volgende uitspraak. „Es giebt eine Reihe von Pallen, für die der günstige Ausgang der Wendung und Extraction für Mutter und Kind als nahezu sicher geiten darf. Es sind dies die Geburten Mehrgebarender mit einem Becken, dessen Conjugata vera nicht unter etwa 8 c.M. betragt, bei denen man bei vollstandig erweitertem Muttermund die Blasé noch erhalten findet”. Maar men kan, aldus citeert hij Olshausen „ auch niemals annahernd entscheiden wollen, wie viele der durch Wendung beendigten Geburten durch die Wehenthatigkeit allein glücklich waren beendigt worden”. Daarom vind ik het niet juist, wanneer Wolff in alle gevallen, waar een geboorte in hoofdligging bij een bekken van B—9*/2 C-M. „auch nur als zweifelhaft augesehen werden muss” prophylactische keering wil verrichten. De prophylaxis is in een groot aantal dezer gevallen minstens overbodig en, daar een versie en extractie zeker niet als een onschuldige maatregel mag beschouwd worden, gevaarlijk te noemen. Krönig 2) komt dan ook op grond van zijn waarnemingen tot de volgende conclusie: „Die Wendung wegen engen Beckens, die sogenannte prophylactische Wendung, ist nicht zu empfehlen, da sie die Prognose für die Mutter und das Kind eben ungünstiger gestaltet als die Geburt in Kopflage”. Terwijl Wesselink ') de prophylactische keering wegens bekkenvernauwing alleen, geheel wil verlaten. Men zal dan in ’t geheel geen noodelooze keeringen behoeven te verrichten, terwijl, als het hoofd niet indaalt ons nog ten dienste staan de therapeutische versie, forceps, S. C., syniphyseotomie. Wanneer dit niet het geval ware, meent Wesselink, dan zou de prophylactische keering plausibel zijn. 1) Wolff.' Beitrag zur Lehre vonder Wendung und Extraction beim engen Becken. Arch. f. Gynaekologie Bd. 62, 1901, 2) Dr. B. Krönig, Die Therapie beim engen Becken, 1901. •i) J. H. Wesselink. Over prognose en therapie der baring bij het algemeen vernauwde en platte bekken. Diss. Utrecht 1901.

265