daarbij tot dezelfde resultaten als Hubrecht bij den egel, Siegenbeek van Hen kei om en Peters bij den mensch. Ik was inde gelegenheid, zijne praeparaten evenals die van Hubrecht en van Heukelom te zien en kan dus op grond van eigen aanschouwing er over oordeelen en mij geheel met de opinie van genoemde autoren vereenigen. Spee concludeert „dass das Meerschweinchenei wie ein schadlicher Parasit zunachst das Uterusepithel, damt das subepitheliale Bindegeivebe angreift und vernichtet, urn sich in der Uteruswand einen Platz zu verschaffen, inden es sich einpflanzt und nachher erst in eine Art Symbiose mit dem Uterus eintritt, die ihren Ausdruck in der Placentarbildung findet. Deze kwestie kunnen wij hier ter zijde laten en er op vertrouwen dat de beslissing inden geest van Hubrecht en Spee zal vallen. Hier hebben wij slechts met die deelcn van de kiemblaas te doen, wier afkomst beslist ovogeen is. Zooals bekend, is de vorming van de eivliezen haast bij elk dier een andere, en bestaan er de meest wisselende combinaties van hooger en lager gedifferentieerde toestanden. Er bestaat eene primaire amnionvonmng en eene secundaire samengroeiing der amnionplooien tot de amnionholte. Er bestaat een omphaloïde of dooierplneen talie, een allantoïde en een hechtsteelplacentatie. Bij de Sauropsida is een secundaire amnionsluiting gepaard met een zeer hoog ontwikkelde allantoïde placentatie, zoodat daardoor alleen reeds een eenzijdige diffcrentiëering bestaat, die hooger opgevoerd is dan bij alle zoogdieren. Wat de zoogdieren aangaat, zoo bestaat er onder hen een veel grooter variabiliteit dan bij de sauropsida. Met betrekking tot den mensch zijn er onder van het grootste belang, Erinaceus, Tarsius en eenige Primaten, die ik hier op grond van de publicaties van Hubrecht en Selenka iets uitvoeriger zal behandelen. Den meest primitieven vorm van ontwikkeling der kiemblaas vertoont de egel, Erinaceus europ. Van hem laten zich afleiden de meer ingewikkelde verhoudingen bij hoogere zoogdieren. Hij is een van de meest primitieve collective types volgens Huxley. Hubrecht heeft de ontwikkeling van de kiemblaas van den egel bij eene onafgebroken reeks van op elkaar volgende stadia van het eerste begin af onderzocht in praeparaten van seriecoupes. Naar zijn voorbeeld zijnde schemata op Plaat I samengesteld, met dit verschil echter, dat op de verhouding van het proammon, het aan elkaar liggen van amnion en dooierzak, ineen later stadium van ontwikkeling, niet is gelet. Daardoor worden de hoofd-

3