Twee dagen na de operatie steeg de temperatuur tot 38°5 en begon patiënte te hoesten. Aan de buikorganen waren geen afwijkingen te constateeren. Zij expectoreerde ietwat bloederig gefingeerde sputa en bleef gedurende 14 dagen f'ebriel, de temperatuur was steeds om en bij 39°. Daarna begon het hoesten te verminderen en daalde de temperatuur tot den norm. Yier weken p. o. verliet zij het ziekenhuis. De pijn is korten tijd na de operatie teruggekeerd en de algemeene toestand laat veel te wenschen over. Hereditair belast, bestond er weinig uitzicht op genezing. Microscopisch werden in het verdikte peritoneum talrijke reuzencellen gevonden. Ruim anderhalf jaar later zag ik patiënte weer , zij is gezond en heeft geen klachten, de buik is niet pijnlijk bij druk, niet opgezet, geen ascites, beide ovaria zijn duidelijk te voelen, iets vergroot en gefixeerd, de tubae zijn beiderzijds potlooddik. Implantatie van den linker ureter inde blaas. 3 (59). Yr. W., 23 jaar oud, heeft drie kinderen gehad. Allen zijn overleden. De menstruatie was steeds geregeld geweest, doch inden laatsten tijd zeer pijnlijk geworden. Het bloedverlies was steeds minder geworden. De mictie en defaecatie geschieden zonder eenige stoornis. Yoor dysmenorrhoe consulteerde zij een gynaecoloog. Bij haar werd een hooge amputatie van de portio verricht. Door een ongelukkig toeval schijnt de linker ureter bij die operatie gelaedeerd te zijn geworden. Een poging om den ureter per vaginam inde blaas te implanteeren had geen succes. Bij het onderzoek der gezonde, doch tengere vrouw, werd op de plaats, waar gewoonlijk het ostium uteri externum te zien is, een één centimeter lange dwarsspleet gevonden, te midden van eendoor litteekenweefsel sterk veranderde fornix vaginae. Uit die opening kwam urine. Sondeerde men de opening, dan verdween het instrument overeen lengte van 5 c.M., daarna stuitte het; een lichte bloeding volgde op deze bewerking. Het was niet twijfelachtig of het stilet was in het cavum uteri terecht gekomen, zoodat deureteropening en de uitwendige baarmoederopening, op dezelfde plaats saamkwamen. Daar geen tusschenschot te vinden was, was het waarschijnlijk dat de ureter iets boven het ostium externum (eigenlijk internum) inden uterus uitmondde, dat er aldus een, uretero-uterusfistel bestond. Bij de kort daarop volgende menstruatie zag men het bloed duidelijk uit dezelfde spleetvormige opening voor den dag komen. De gekatbeteriseerde urine bevatte bij het onderzoek vrij veel albumen en zeer veel sediment. De ureter was niet afzonderlijk te sondeeren, zoodat het niet mogelijk was de urine uit de linker nier op te vangen.

61