Bij alle dertien vrouwenwas het bekken aanzienlijk vernauwd en alle waren klein. Zesmaal werd de diagnose gesteld op rachitisch bekken (n°. 1 8,6, 7, 9 en 10). Driemaal op algemeen vernauwd niet rachitisch hekken (n°. 4,5 en 12). Tweemaal bestond chondrodystrophie (n°. 2 en 11), éénmaal spondylolisthesis (n°. 8), eenmaal kyphose -f- coxitis (n°. 13). De kleinste der patiënten had een lengte van 86 centimeter (tafelhoogte), de langste was 151 centimeter lang. In alle dertien gevallen werd de keizersnede als modus operandi verkozen, omdat een aanzienlijke bekkenvernauwing bestond. Bij de negen vrouwen, die reeds te voren inde kliniek waren opgenomen, werd te voren het voor en tegen van andere handelwijzen overwogen. In het eerste geval scheen het tijdstip voor partus arte praematurus reeds voorbij toen de patiënt zich ter opname aanraelde. Bij n°. 2 (chondrodystrophische dwerg) mocht de indicatie tot sectio caesarea wel als een absolute beschouwd worden. Bij n°. 5 werd het bekken te nauw geacht om met goede kans van slagen partus praematurus op te wekken. Bij n°. 6 was reeds eenmaal sectio caesarea gedaan; de vrouw verlangde zeer naar een tweede levende kind, maar uitte den dringenden wensch dat een derde keizersnede mocht worden voorkomen. Bij n°. 8 (spondylolisthesis) bestond zeer groot verlangen naar een levend kind. De moeilijkheden bij de beide vorige bevallingen maakten de goede kansen voor een partus praematurus uiterst gering. Het voorstel om sectio caesarea te doen werd gretig aangenomen. Bij n°. 9 gold ongeveer dezelfde overweging. Bij n°. 10 en n°. 11 was het bekken zóó nauw, dat de indicatie tot keizersnede bijna een absolute mocht worden geacht. N°. 13 had een kyphose met een ankylose van de linker dij, beide na caries. Het bekken was asymmetrisch, het promontorium was met een vinger te bereiken, de bekkenuitgang was ook te nauw. Van de vier vrouwen, die barende werden ingebracht, bestond bij n°. 3 (rachitische dwerg van 86 c.M.) absolute indicatie voor sectio caesarea en werd zonder verwijl tot de operatie besloten en overgegaan. Bij n°. 4 eischte de toestand van het kind, dat de haring werd getermineerd, terwijl slechts 3 c.M. ontsluiting en een aanzienlijk vernauwd bekken bestond. Bij de keuze tusschen het laten doodgaan van het kind met de kans op latere moeilijkheden, ook al werd de vrucht geperforeerd, koos ik de keizersnede.

138