Bij n°. 7 stak een valsch promontorium zóó sterk in liet bekken vooruit dat de conjugata diagonalis van dit valsche promontorium gemeten slechts 73/4 centimeters bedroeg. Dat het levende kind door het bekken zou kunnen gaan mocht hoogst onwaarschijnlijk geacht worden. KO. 12 zou eenige dagen vroeger inde kliniek gekomen zijn, maar verscheen niet. Zij werd in partn ingebracht, nadat eenige uren te voren vruchtwater afgeloopen was en zij inden trein meconium was kwijt geraakt. Bij haar komst waren flauwe, weinig frequente harttonen kenbaar en werd onmiddellijk S. C. gedaan om het kind, zoo mogelijk nog te redden. Yan de dertien vrouwen overleed de eerste patiënt bij wie de keizersnede werd gedaan, de volgende twaalf herstelden. Van deze mochten negen de kliniek verlaten met haar kind, drie kinderen werden dood geboren, alle drie waren van vrouwen, die barende waren ingebracht nadat reeds te voren, tweemaal zelfs reeds voor eenige dagen vruchtwater was afgevloeid. Bijzonderheden, de techniek der operatie en hare directe gevolgen , de kinderen, het kraambed en de verdere lotgevallen der patiënten betreffende volgen na de mededeeling der historiae partus inde volgorde als op Tabel 1 is vermeld. Geval I. * R. H., 24 jaar, I gravida, werd 22 Maart 1898 opgenomen in de verloskundige kliniek, laatste menstruatie, volgens haar opgave Juli 1897. Zij kon reeds loopen, toen zij op haar 3e jaar rachitis kreeg, die maakte, dat zij tot haar achtste jaar in ’t geheel niet liep, daarna liep zij geruiraen tijd op krukken ; gedurende de laatste jaren zonder steunsels. Algemeene gezondheidstoestand gedurende de zwangerschap goed. Aan het hoofd en het bovenlijf zijn slechts geringe rachitische symptomen waar te nemen; de onderste ledematen zijn zeer sterk verkromd, de femora vertoonen een sterke couvexiteit naar voren en naar buiten; de tibiae naar voren en naar binnen. De lengte der vrouw is slechts 130 centimeter. Haar bekkenmaten zijn: Dist. S. p. B 25. Dist. Cr. II 26. Dist. Trooh 31. Conj. ext 17. Conj. diag 83/4. Omtrek 97.

140