Mej. van Tussenbroek antwoordt, dat zij de patiënte 3 dagen voor het spontaan uitstooten van het ei voor ’t eerst heeft gezien. Zij zou zeker de patiënte niet acht maanden lang met een dood ei hebben laten rondloopen en nog minder haar in dien tijd uit het oog hebben verloren en naar buiten laten gaan. Prof. Kouwer stemt toe dat dit laatste ongewenscht zou zijn geweest. Hij is echter in ’t algemeen een voorstander van afwachten in zulke gevallen. De dagelijksche ervaring leert, dat een dergelijke vleeschmola de draagster gewoonlijk geen bezwaren bezorgt en dat de uitstooting ten slotte van zelf tot stand komt. Een te spoedig ingrijpen tot kunstmatige verwijdering heeft daarentegen dikwijls slechte gevolgen. Mej. van Tussenbroek zegt dat haar eigen ervaringen in dit opzicht gunstig zijn. Zij laat daarom ongaarne een patiënt met een doode vrucht rondloopen, vooral wanneer het ei gebroken is heeft zij daar bezwaar tegen. Er bestaat toch altijd kans op rotting en infectie. Een te haastig ingrijpen is van zelf uitgesloten, daar men eerst zekerheid moet hebben dat de vrucht dood is; die zekerheid heeft men meestal niet inde eerste veertien dagen Prof. Kouwer wil liever zes weken of meer als grens voor het ingrijpen stellen. De kwade gevolgen, die hij van teveel ingrijpen door niet-specialisten heeft gezien, maken hem steeds meer geneigd de indicatie voor het actieve optreden te beperken. Dr. van de Poll vertoont een placenta met insertio velamentosa van de navelstreng. De scheur inde eivliezen, waardoor de vrucht is uitgetreden, loopt vlak naast eender groote vaten, die zich naar de navelstreng begeven. Verscheuring van dit vat zou ongetwijfeld een doodelijke verbloeding van den foetus ten gevolge hebben gehad. Dr. Mendes de Leon brengt verslag uit van het mikroskopisch onderzoek van den cervicaaltumor, die hij op de vorige vergadering heeft gedemonstreerd. Het is gebleken dat inden met de cervix samenhangende holte cervicaalklieren aanwezig waren. De holte inden tumor is dus stellig een voortzetting van de cervicaalholte geweest. Spreker beschouwt de afwijking nu als een ontwikkelingsanomalie die men misschien als cervix duplex zou moeten qualificeeren. Dat de holte inden tumor met de cervix samenhing is zeker, omdat er vocht uitte voorschijn kon worden gedrukt, dat geheel den indruk van geretineerd menstruaalbloed maakte, en dat uit de cervix te voorschijn kwam. Prof. Kouwer oppert een andere mogelijkheid. Er komen adenomyornen voor, uit cervixklieren ontstaan, die afgesnoerd en in een myoom ingesloten worden.

214