patiënte op de verloskamer lag, bleek dat de temperatuur verhoogd was tot 38,7. Daar vroeger geen temperatuur-opname was gedaan is niet met zekerheid zeggen, dat patiënte vooraf geen koorts heeft gehad, waarschijnlijk is dit echter niet, omdat zij van te voren over niets heeft geklaagd. De waarschijnlijkheid is dus groot, dat de koorts in verband met de eerste uterus-contracties is ontstaan. Dit werd nog waarschijnlijker, toen bij de sectio caesarea bleek, dat er een breede, stevige adhaesie van het colon met den uterus bestond, vlak bij de rechter adnexa. De sectio caesarea leverde verder niets bijzonders op. De temperatuur daalde direct na de operatie tot de normale, doch steeg weldra weer. Er traden verschijnselen van peracute septische peritonitis op , waaraan patiënte een paar dagen later overleed. Aan den post mortera verwijderden uterus kan spreker vertoonen, dat de hechtingen een volkomen normaal en rustig aspect hebben. Hiermede is de mogelijkheid uitgesloten, dat de septische peritonitis door infectie tijdens de operatie tot stand zou zijn gekomen. Een nog stelliger bewijs, dat de infectie reeds vóór de operatie bestond, is geleverd door het mikroskopisch onderzoek van de beide tubae, die na afloop van de sectio caesarea zijn gereseceerd. Spreker heeft namelijk bij de derde sectio caesarea de sterilisatie aangesloten. Noch bij de eerste, noch bij de tweede operatie heeft hij daarover gedacht. De vrouw was katholiek, en over voorkomen van volgende zwangerschappen was niet gesproken. Ook bij de derde S. C. had spreker geen plande tubae te onderbinden. Toen nu evenwel tijdens de operatie bleek, dat er een breede darmvergroeiing bestond, begreep hij dat er reden bestond voor een volgende graviditeit ernstige gevaren te duchten, ook in verband met de bestaande temperatuursverheffing. En toen heeft hij, in tegenstelling met de door Kou we r inde vorige vergadering verdedigde stelling, dat men tijdens een operatie, uit andere indicatie begonnen, niet tot de sterilisatie besluiten mag, het besluit genomen en uitgevoerd om de tubae te onderbinden. Achteraf heeft hij er meer dan spijt van, dat hij dit niet vijf jaar vroeger heeft gedaan; dan was de patiënte nog inleven. De bewering, dat men tijdens de operatie niet tot de sterilisatie besluiten mag, vindt hij irrationeel: er gaat geen dag voorbij, dat wij niet tijdens een operatie voor de beslissing staan of wijde ovariën of de tubae verwijderen moeten ja of neèn: eerst tijdens de operatie kunnen wijden stand van zaken overzien en een besluit nemen. Er is geen enkele reden om een andere gedragslijn te volgen waar het de sterilisatie geldt. Spreker zal dan ook, onder indruk van dit geval, nog meer dan hij tot dusverre deed, inde overtuiging dat de medicus de eenige

57