De maten zijnde gemiddelde uit 15 gevallen. Zie fig. 9 (PI. Y) en Tabel 111. na de na 24—36 na geboorte. uur. 12 dagen. Gl.-N. 101,4 102,8 105,7 U.—Br. 94,4 98,7 101 Gl.-Br. 71 70,8 75,6 GL—Po. 117 119,2 123,7 GL—Oc. 113,8 119 124,1 Br.—Fo. 73,3 75,3 75,3 Br.—Oc. 92,1 95,1 99,9 GL—l. t. par. 92,8 93,4 94,3 GL—r. t. par. 94,8 96,7 97,3 Po.-—l. t. par. 65,3 65 69,3 Po.—r. t. par. 64,5 64,4 67,9 Bip. 94,6 95,8 99,9 Bit. 83,1 83,4 86,6 M. occ. 138 137,8 141,5 Circ. fr. occ. 361 356 366,8 Circ. m. occ. 398 392 402 Circ. sub. occ. br. 322 328 339 Gewicht. 3,83 K.G. Vergelijken wij fig. 6,7, 8 en 9 onderling, dan valt al dadeljjk op , dat de vormverandering na 24 uur door alle op dezelfde wijze wordt weergegeven ; de achterste hoek van de groote fontanel komt iets naar voren en boven; de kleine fontanel verplaatst zich eveneens naar boven, doch veel sterker; de afstand GL—Fo. neemt toe, resp. met 1,9,2,7 , 0,2 en 2,2 m.M. De achterhoofdsknobbel wijkt naar achteren. De afstand GL—Oc. is toegenomen met resp. 4,1,4,0,2,0, en 5,2 m.M. Wij zien dus, dat de sagitale afmeting van het hoofd na 24—36 uur aanzienlijk is vergroot. De distantia biparietalis nam toe met 1,4, 1,6, 1,4 en 1,2 m.M. Steeds dus ook een toename in dwarse richting , zelfs bij zijligging, niettegenstaande de relatieve afplatting, die daarvan het gevolg is. Dadelijk na de geboorte wordt dus de schedel van het in aohterhoofdsligging geboren kind vaneen I-para in alle richtingen (lengte, breedte en hoogte) grooter. Uit de figuren blijkt, dat de hoogtetoename aanzienlijker is dan die der lengte. Hieruit volgt, dat het hoofd tijdens de haring in het algemeen kleiner is geworden, doch dat de afname inde hoogte grooter is , dan die inde lengte. Daardoor verliest het hoofd zijn oorspronkelijken vorm en heeft een gerekt voorkomen. In werkelijkheid is het echter niet gerekt, niet absoluut langer geworden, integendeel verkort. Liet caput succeda- Ned. Tijdschr. v. Verlosk. en Gynaec. XVI. 14

191