baar. Ook het succes der ingestelde therapie pleit er voor, dat de nierdystopie hier de eenige oorzaak der dysmenorrhoe was. In het geval van Orth, waar eveneens het genitaal-apparaat normaal was (afgezien van de mobiele retroflexie van den uterus), namen de bezwaren ook bij de menstruatie toe: ook hier lag de nier gedeeltelijk intraligamentair. Bij de patiënten van Groullioud en Wehmer zijnde menstruatiestoornissen daarentegen waarschijnlijk het gevolg geweest van de gelijktijdig bestaande ontstekingachtige aandoeningen der adnexa. Verder kan ook de darmfunctie in belangrijke mate door de dystopische nier gestoord worden. Wanneer zij, zooals dit immers dikwijls het geval is, geheel inde sacraaluitholling is gelegen, is het zeer begrijpelijk, dat het rectum in niet geringe mate kan gecomprimeerd worden. Zoo bestonden dan ook inde gevallen van Hochenegg en Rühl de voornaamste bezwaren ineen zeer hardnekkige obstipatie. Doch ook inde gevallen van Israël en Strube, waar de nier slechts gedeeltelijk tot in het kleine bekken reikte, stonden de klachten over de darmfunctie op den voorgrond, zoodat zelfs in het eerste geval de diagnose oorspronkelijk op een carcinoom van het coecum was gesteld. Minder voor de hand liggend is de samenhang tusschen de nierdystopie en blaasbezwaren. Inde gevallen van Wehmer en Israël, waar de patiënten over blaastenesmi resp. over sterke pollakiurie klaagden en de urine troebel, etterhoudend was, is het de vraag of de dysurische bezwaren van de nierdystopie als zoodanig of van de begeleidende infectie der urinewegen afhankelijk was. Merkwaardig is dan echter, dat na de nephrectomie in beide gevallen ook de blaasbezwaren verdwenen, zoodat toch de dysurische symptomen misschien meer van reflectorischen aard waren evenals de blaassymptomen die soms als eender eerste symptomen eener niertuberculose of bij nephrolithiasis optreden, zonder dat reeds cystitische veranderingen zijn opgetreden. Ook inde gevallen van Strube en Delaforge (in dit laatste geval is aangegeven, dat de urine geheel normaal was) zijnde dysurische bezwaren waarschijnlijk wel het gevolg van irradiatie, vooral bij de patiënte van Delaforge, waar de dystopische nier bewegelijk was en na de nephropexie de bezwaren verdwenen. Yerder is door Merier nog een geval beschreven, waar bij een aan carcinoom overleden patiënt in het kleine bekken een vuistgroote nier werd gevonden, die de blaas comprimeerde; de patiënt had tot zijn 16<le jaar aan enuresis en gedurende zijn geheele leven aan pollakiurie geleden. Dat de dystopische nier bij een overigens gezond individu ook door compressie der groote venen (vena cava, vena iliaca communis)

60