De heer Ribbius geeft in overweging: Het verband tusschen ziekten van den neus en van den uterus. Prof. Kouwer weet niet, of er gynaecologen zijn, die eenige ervaring hebben over dat verband. Spreker heeft er weinig ervaring van. Wij kunnen niet dit onderwerp alléén aankomen als wij een betrouwbaren referent hebben, die over persoonlijke onderzoekingen beschikt. De heer Ribbius meent, dat er van den kant der rhinologen wel waarnemingen zijn. Dr. Mendes de Leon vermeldt, naar aanleiding vaneen voordracht over dysmenorrhoe, door hem gehouden op het congres te Rome, een correspondentie omtrent het onderwerp met een rhinoloog hier ter stede. Deze deelde hem mede dat hij ineen 4 tal gevallen een duidelijk verband tusschen neusaandoeningen en dysmenorrhoe had geconstateerd. Hij kan er echter niet voor instaau, dat die waarnemingen betrouwbaar zijn. Prof. Kouwer stelt voor, dit onderwerp in petto te houden en er, zoo noodig, inde laatste plaats mee voor den dag te komen. Ten slotte wordt Prof. Tre u b aangezocht inde vergadering der afgevaardigden van de subsecties van het aanstaande Congres de Grynaec. Yereeniging te vertegenwoordigen, welke opdracht door hem wordt aangenomen. Prof. Kouwer doet hierop de volgende mededeeling betreffende een geval van asynclitismus posterior. Hij werd inde polikliniek geroepen bij een vierbarige vrouw, bij wie eerst geen diagnose te stellen was geweest door de groote hoeveelheid vruchtwater: men meende met een afgeweken hoofdligging te doen te hebben. Bij 8 c.M. ontsluiting was de voehtblaas gesprongen en had men gediagnostiseerd, dat de pijlnaad recht van achteren naar voren liep, de kleine fontanel vóór. De te hulp geroepen assistent herkende de fout: de pijlnaad liep dwars, vlak achter de symphysis. Met de volle hand corrigeerde hij dezen stand en legde toen dadelijk de tang aan. Deze sloot slecht en gleed dan ook bij de eerste voorzichtige proeftractie af. De pogingen werden natuurlijk niet voortgezet. Toen ik kwam, was er door de sterke spanning van den uterus geen positie te bepalen; meeste weerstand en harttonen rechts, en boven de symphysis uitpuilend een groot hoofd, vooral naar links toe. Dat was eigenlijk geheel het beeld vaneen aangezichtsligging met de kin rechts. Daartegen streed de inwendige vondst van den assistent: daarom mocht de mogelijkheid vaneen hydrocephalus niet uit het oog worden verloren. Het onderste uterussegment was pijnlijk bij betasting. Toen de vrouw diep genarcotiseerd was, kon ik inwendig de diagnose van mijn assistent bevestigen, schoof het hoofd zonder veel moeite omhoog en deed de keering

131