Een derde argument, dat de mechanische belemmering door de ontsteking alleen niet voldoende is, het ontstaan der zwangerschap te verklaren is het feit, dat men na onderbinding van tubae bij dieren die tuba nooit zwanger heeft zien worden. Yerder is uit mijn onderzoek gebleken, dat zeer waarschijnlijk vele eieren insereeren in plooien, die zich somtijds wel ontwikkelen in zieke (d. w. z. indoor voorafgegane ontstekingsprocessen veranderde) tubae, echter niet of hoogst zelden in gezonde. Het ligt dus voor de hand te vermoeden, dat behalve eene mogelijke belemmering inde passage, nog een ander moment in het spel moet zijn, dat zoo niet de insertie, dan toch de ontwikkeling vaneen ei mogelijk maakt. Vroeger heb ik reeds betoogd, dat de plaats, waar het ei insereert, aan de basis tusschen twee plooien of inde plooi zelf van grooten invloed is op zijne toekomst. Wij zagen, dat eene intercolumnaire insertie in gezonde tubae alleen kans heeft op ontwikkeling, terwijl indoor ontsteking veranderde tubae, somtijds ook eene columnaire insertie eene zekere mate van ontwikkeling toelaat. Ook dat feit pleit er voor, dat naast het mechanische moment nog een tweede factor moet aanwezig zijn, die de ontwikkeling van een ei in eene ontstoken tuba inde hand werkt. Dien tweeden factor, den hoofdfactor wellicht, meen ik te moeten zoeken inde verandering van de mucosa zelf, veroorzaakt door de voorafgegane ontsteking. De mogelijkheid van de ontwikkeling vaneen ingeplant ei wordt inde eerste plaats bepaald door het al of niet voldoende zijn van den toevoer van voedingsmateriaal. Dit hangt af van den toestand van het weefsel, waarin de trophoblast zich inboort. Dat weefsel moet in staat zijn inde behoeften van het ei te voorzien; kan het dit niet, dan is het als bodem ongeschikt en alle eieren, die daar toevalligerwijze insereeren, vinden een vroegen dood. De insertieplaats bij uitnemendheid is het uterusslijmvlies. In het geval van Peters, waar het ei even voor de verwachte, maar uitgebleven menstruatie werd bevrucht, bestond nog geen decidua vera. Alleen inde onmiddellijke omgeving van het ei vertoonde de mucosa een deciduaal karakter, was gezwollen, oedemateus. Overigens weten wij ook, dat de mucosa juist vóór het begin der menstruatie en de decidua inde eerste stadia der zwangerschap slechts quantitatieve verschillen opleveren. Het ligt dus voor de hand aan te nemen, dat een dergelijk donzig, oedemateus en bloedrijk weefsel met vele groote en gezwollen bindweefselcellen bij uitstek geschikt is, inde behoeften vaneen insereerend ei te voorzien. Het is zeer zeker geoorloofd hieruit te concludeeren, dat het slijmvlies van de

201