donkergeel gekleurde cellen vlak ouder de bekleedende cellaag. Fig. 111 en IV geven hetzelfde gedeelte van den wand bij sterkere vergrooting (Leitz obj. 7 ocul. 3) te zien. De bekleedende epitheellaag wordt gevormd door één rij nu eens cuhische, dan weer meer platte cellen, waarvan de kernen zoo dicht op elkaar liggen, dat op de meeste plaatsen geen celgreuzen te onderscheiden zijn. Meestal ligt de eenigezins ovale kern met hare as evenwijdig aan de oppervlakte van den wand, een enkele maal staat zij loodrecht erop. Met de kleurmethode van von Gieson, gewijzigd door Weigert, kleuren zich deze cellen blauwzwart en wel het protoplasma sterker dan de kernen. In fig. 111 is het structuurverschil van het onderliggende weefsel fraai zichtbaar. Bij a bestaat dit alleen uit het bovengenoemde, gegolfde bindweefsel en ziet men slechts bij c, vlak onder het epitheel twee groote cellen liggen. Bij b daarentegen bekleedt het epitheel een weefsel, dat alleen uit groote cellen bestaat; slechts een enkele dunne bindwoefselfibril ziet men hier en daar tusschen deze cellen verloopeu. Deze cellen hebben een polygonalen vorm, enkele zijn rond, andere ovaal of hoekig. liet cellichaam is veel grooter dan de kern en ook anders gekleurd. Terwijl de ronde kernen dezelfde licht blauwzwarte kleur hebben als de kernen der boven beschreven epitheelcellen, is het protoplasma donkergeel gekleurd. De cellen sluiten niet nauw aan elkander, maar tusschen haar blijven meer of minder wijde spleten over, waarin hier en daar enkele bindweefselfibrillen verloopen. Hoewel de meeste cellen een kern bezitten, is dit niet bij alle het geval en ziet men op sommige plaatsen onregelmatig gevormde, gele klompen zonder kernen liggen alsof twee of meer dezer cellen samengesmolten zijn. De cellen zijn zonder eenigen twijfel luteinecellen, welke echter min of meer gedegenereerd zijn. Terwijl toch de luteinecellen uiteen jong corpus luteum met deze kleurmethode een staalgrijze kleur aannemen, hebben deze dezelfde donkergele tint als de cellen vaneen corpus luteum van ouderen datum. Bovendien sluiten ze niet meer aan elkander en hebben sommige reeds hare keruen verloren. Fig. IV geeft een gedeelte van den wand te zien inde buurt van het gezichtsveld gelegen, dat in fig. 111 is afgebeeld. Het is als het ware een combinatie van de partijen van fig. 111, welke met a en i zijn aangeduid. Terwijl toch bij a alleen luteinecellen, bij b alleen bindweefsel

31