UTERUS BLOEDINGEN EN SLIJMYLIESHYPERTROPHIE , DOOR Prof. fi. C. NIJHOFP, te Groningen, Met groeten ijver hebben tal van onderzoekers zich gedurende vele jaren beziggehouden met de stadie der anatomie van de ziekten van het baarmoederslijmvlies. Yooral aan Cornil en Doléris in Frankrijk, aan Wyder, von Campe, Carl Ruge, Doder lei n e.a. in Duitschland, aan Schmal, Pompe van Meerdervoort, van Tussenbroek met Mendes de Leon en van der Hoeven hier te lande danken wij belangrijke publicaties die geleid hebben tot een – oogenschijnlijk behoorlijk vaststaand en tamelijk voldoende inzicht, niet alleen inde maligne nieuwvormingen maar ook in die ziekelijke afwijkingen, die de meesten als endometritis van de nieuwvormingen afscheidden. Bij die afwijkingen leerde men twee groepen van veranderingen onderscheiden. Aan den eenen kant ziet men veranderingen geheel overeenstemmende met die, welke ook de echte ontsteking van andere slijmvliezen kenmerken: hyperaemie. oedeem, uittreding van leukocyten in het stroma, epitheelafstooting, verettering, bindweefselwoekering , sclerose. Aan den anderen kant vindt men veranderingen inde klieren: zwelling, vergrooting, vermeerdering: veranderingen in het klierepitheel op een wijze als buiten de baarmoeder zonder nieuwvorming niet in die mate wordt waargenomen. Inde ééne groep van ziektegevallen vindt men de veranderingen voornamelijk in het stroma, het bindweefsel dat de klieren omgeeft, inde andere treden de veranderingen inde klieren zelf zóó op den voorgrond, dat zij het mikroskopische beeld beheerschen. Yoor de Duitschers zijn deze verschillende veranderingen, die trouwens ook gemengd kunnen voorkomen, verschillende vormen van de ontsteking van het baarmoederslijmvlies: endometritis interstitialis aan den éénen, endometritis glandularis aan den anderen kant, al werd meer en meer erkend dat beide afwijkingen niet slechts verschillen voor zoover het betreft den anatomischen bouw en de daarvan afhankelijke wijzigingen der physiologische functies, maar ook dat de interstitieele endometritis moet worden beschouwd als een echte ontsteking, afhankelijk van de inwerking van rnikro- Ned. Tijdschr. v. Verlosk, en Qynaeo. XVIII. 4