dan in Groningen. Of al de door Nijhoff prophylactisch gekeerde kinderen in boofdligging spontaan ter wereld zouden zijn gekomen, is natuurlijk niet uitte maken: ik zal dat zeker niet beweren! Mijn tegenzin tegen deze operatie is het gevolg van te veel teleurstellingen , die het nakomende hoofd mij bereid heeft bij bekkenvernauwing. Np ho ff onderscheidt tusschen tijdig en vroegtijdig opgewekte haring: het is mij niet duidelijk, wanneer men vaneen tijdig, d.w.z. volgens N’s bedoeling, aan het einde der veertigste week opgewekte haring mag spreken. Wie acht zich in staat den duur der zwangerschap ineen bepaald geval zoo nauwkeurig op te geven? Bij do beslissing over al of niet opwekken der haring laat men zich toch alleen leiden door de verhouding tusschen bekken en kinderhoofd, en de grootte van het kind laat zich, afgezien van de schedelmaten, alleen in grammen uitdrukken. Als in N’s tabellen de gewichten der kinderen waren opgegeven, zou een vergelijking tusschen het standpunt der verschillende klinieken gemakkelijker zijn geweest. Ik heb daarom N’s tijdig en vroegtijdig opgewekte haringen maar bijeen geteld, dus 18 plus 10 = 28; daartegenover stel ik dan mijn 20 gevallen, samengesteld uit 3, die minder en 17, die meer dan 2200 gram, of 19, die minder en 1, die meer dan 3000 gram wogen. Groningen zag van 28 kinderen 21 levend vertrekken (7 f), Utrecht zag van 20 kinderen 17 levend vertrekken (3 f). Hoe de haring, tijdig opgewekt, verder verliep in Groningen, is uit de tabellen niet na te gaan, maar wel blijkt, dat in Groningen in 18 gevallen van p.a.p. slechts 1 kind, in Utrecht in 20 gevallen van p.a.p. 10 kinderen zonder verdere hulp geboren werden. Nijhoff trekt uit zijn ervaring het besluit, dat bij een diag. van 10 c.M. of meer p.a.p. inden regel niet meer noodig is, bij iets onder de 10 c.M. bevredigende resultaten, maar bij 9,5 c.M. of minder onbevredigende uitkomsten geeft. Inderdaad – de gevallen uit N’s tabel met een diag. van 9.5 c.M. of minder geven een ernstige waarschuwing! Maar ik kan mij niet vereenigen met N’s uitspraak, dat bij 10 c.M. diagon of meerde operatie meestal niet noodig zou zijn. Integendeel, inde groep met een diag. van 10—11 c.M. vallen vele vrouwen, die door het beloop der vorige haringen mij een duidelijke aanwijzing gaven voor p.a.p., en ik heb mij niet te beklagen gehad over deze gedragslijn. Het zij mij vergund te wijzen op een lijstje van 37 gevallen (1899--Dec. 1907) uit mijn kliniek:

120