UTERUS BICORNIS SEPÏÜS GRAYIDÜS. [Uit de kliniek voor Gynaecologie en Obstetrie der Bijks-Universiteit te Utrecht. Prof. Koawer.] DOOE A. OVERBOSCH, assistent. (Met Plaat V en VI en 3 figuren inden tekst.) De waarneming vaneen drietal gevallen van uterus bicornis septus geeft mij aanleiding tot de volgende mededeeling, ofschoon deze vorm van dubbelen uterus niet tot de zeldzaamste behoort. Toch verdient de klinische beteekenis dezer anomalie ongetwijfeld de volle aandacht van den verloskundige, die verscherpt wordt door kennisnemen van goed waargenomen gevallen. Het is niet mijne bedoeling hier een volledig litterarisch overzicht te geven over de ontwikkelingsstoornis van den uterus. Wat er inde Nederlandsche litteratuur over te vinden is (en ik vond niet veel) hoop ik evenwel zonder al te groote leemten hier te vermelden. Het minst frequent is de waarlijk dubbele uterus, de uterus didelphys, waarvoor reeds Kussmaul den eisch stelde, dat de beide helften geheel van elkaar gescheiden moesten zijn. Pfannenstiel kon in 1893 nog slechts 18 gevallen uit de litteratuur verzamelen. In 1894 publiceerde Pompe van Meerdervoort1) eene waarneming bij een nullipara. Meur er2) ontdekte in 1897 een uterus didelphys bij eene vrouw, die acht maal zwanger geweest was. Zelf nam hij echter geen zwangerschap bij haar waar. Bovendien refereerde hij nog over drie nieuwe gevallen uit de litteratuur, zoodat hij tot een totaal van 28 kwam. Door Guérin-Yalmale3) werden er in 1904 reeds 46 gevallen vermeld, daarbij enkele dubieuse medegerekend. 108 maal trad zwangerschap op, zonder dat eenige complicatie aan de anomalie als zoodanig kon toegeschreven worden. Hoogstens valt een hoog percentage aan tweelingzwangerschappen op. Yagina septa kwam nu en dan het beeld compleet maken, maar gaf evenmin aanleiding tot eenigszins belangrijke stoornis. Minder zeldzaam is de uterus bicornis unicollis, waarbij de twee *) Ned. Tijdschrift v. Verloskunde en Gynaeo. 1894. 2) Dito dito 1897. s) L’Obstetrique 1904 n". 3. Ned. ïijdschr. v. Verlosk. en Gynaeo. XVIII. 10