De wijze van aanleggen. Het is U niet onbekend, dat o. a. Prof. Treub en Prof. Kouw er de tang dwars aanleggen; gunstig dus teu opzichte van het bekken, ongunstig ten opzichte van het hoofd, n.l. over voorhoofd en achterhoofd. Pinard prefereert de tang gunstig te leggen ten opzichte van het hoofd, dus bij meestal dwars verloopenden pijlnaad, met de convexiteit van de tang naar rechts of links. Olshausen on V ei t nemen den middenweg, schuin ten opzichte van schedel en bekken. Op het vóór en tegen van elk dezer methoden behoef ik hier evenmin in te gaan; er blijkt voldoende uit, dat de autoriteiten het hier gansch niet eens zijn en de mindere góden hebben dus \iij uitgaan. Meestal heb ik mij het best bevonden, den eersten lepel daar in te brengen, waar de meeste ruimte te voelen was tusschen bekken en schedel, dan dien lepel zooveel mogelijk dwars te leggen. De tweede lepel laat zich dan gewoonlijk daartegenover wel gemakkelijk aanleggen en de tang zich sluiten. Bij de tractie heb ik den indruk gekregen, dat deze het meeste succes had, als men begint te trekken ineen richting tegenovergesteld aan den stand der kleine fontanel d.w.z. indien deze b.v. naar links staat, eenigszins schuins rechts. Voor alle forcipale extracties gebruikte ik do gewone tang van Naegele, middelgroot model. Zooals U ook bekend is, zijn bij hoogen schedelstand speciaal daarvoor geconstrueerde tangen aangegeven; de astrekkingstang van Tarn ic r en de Beckeneingangszange van Br en ss e.a.; of deze veelvuldig gebruikt worden, is mij niet bekend. Uitvoerige voorschriften zijn verder gegeven voor de plaatsing van de handen bij de tractie; om of vóór het slot of de trekhaken met den rug van de hand naar boven of beneden etc. Theoretisch is dat mooi te construeeren, maar op het kritieke oogenhlik is ook hier alle theorie „grau”; eene zoo mogelijk juiste voorstelling van den stand van het hoofd ten opzichte van het bekken en eene zekere mate van spiergevoel zal ons hier beter helpen, dan al te veel voorschriften. Dat men zooveel mogelijk zal trekken alleen met den voorarm, terwijl de bovenarm zoo mogelijk tegen het lichaam zal steunen, is een voorschrift, waarop ook Dr. Semmelink in zijn meer aangehaald geschrift den bijzonderen nadruk legt. Wel is dit ten koste van veel kracht en inspanning, maar men kan er dan voor zorgen elk oogenhlik op te houden of tegen te houden ook dan, als de tang soms neiging vertoont af te glijden of het hoofd ineens verder komt, waardoor men anders op zoon

233