bezwaar zien, willen anderen dat onderzoek tot een minimum beperken, ja zelfs een partus alleen door uitwendig onderzoek controleeren en leiden.

Op al deze dingen zal ik hier natuurlijk niet ingaan. Dat in het algemeen weinig ernstige infecties buiten gezien worden, niettegenstaande het weinige wat we doen en kunnen doen, zoowel vóór als tijdens als bovenal na den partus, in vergelijking met de grootere inrichtingen, ligt misschien wel daaraan, dat wij buiten in veel gunstiger condities verkeeren dan daar, in zooverre wij veel minder met allerlei infectieus materiaal in aanraking komen, en bovenal onze kraamvrouwen in veel minder verdachte omgeving (die moge soms huishoudelijk minder zindelijk zijn) voortdurend verkeeren.

Zorgen wij dus zooveel mogelijk geen verdachte kiemen in te voeren aan onze handen. Die mogen dan al niet volkomen steriel gemaakt worden, een beetje hulp verwachten wij dan ook nog van het bactericide vaginaalslijm en begrijpen daardoor, dat we dan niet zooveel puerperale infectie hebben.

En dan trekken wij ons ook weinig aan van twee verwijten, die wij nog al eens moeten hooren. Het eerste: buiten heb jelui evengoed infectie, maar ge merkt ze niet op, want ge legt geen thermometer aan.

Over het onmogelijke en onuitvoerbare, dit systematisch te doen, zeide ik reeds een en ander. Onnoodig ook vind ik het een kraamvrouw daarmede lastig te vallen, die alle teekenen van gezondheid en geen enkel verschijnsel van afwijking vertoont. Is er werkelijk reden voor, dan zullen wij het doen, evengoed als bij typhus of pneumonie.

En het tweede is van meer algemeen en aard: wij zijn nog al gauw tevreden, we weten niet van alle stoornissen, die zich later eerst openbaren, als gevolg van de behandeling van de haring; de gynaecologen, die de restes opruimen, inden vorm van parametritische exsudaten, liggingsveranderingen van de baarmoeder tengevolge van vergroeiing of litteeken-retractie, totale perineaalrupturen, prolapsen, urogenitaalfistels en zooveel meer als die hun mond maar eens opendoen!

En ter wille eener goede zaak doorliep ik nog eens de 1500 gevallen en ik vond tot heden geen enkele perineoplastiek, geen prolapsoperatie, geen fisteloperatie, slechts zes vrouwen, die eene min of meer langdurige gynaecologische behandeling hebben ondergaan; 4 waarvan het lijden zeker in geen verband stond met een partus, en 2 wegens retroflexio uteri, misschien wel als gevolg vaneen partus.

254