scheen een dissertatie van Debus *), waarin hij een geval van bewusteloosheid uit de Kliniek te Tübingen vermeldt. Wanneer men echter inde beschrijving leest: „dat de vrouw 3/, uur vóór de geboorte van het kind dierlijk brult, in bed zich rondwentelt, verlangt te sterven en dan plotseling onzin praat, naar huis wil, haar moeder hoort roepen, niet weet waar ze is en de haar omringende personen niet herkent,” dan gelijkt dit meer op een psychose. Eerst na inspuiting van 80 mQr. morphine wordt ze bewusteloos en cyanotisch met niet reageerende pupillen. Dat ze in dezen toestand de geboorte van het kind niet bemerkt, is duidelijk. Ik meen, dat men niet het recht heeft hier te spreken vaneen bewusteloosheid tijdens de haring, integendeel, men heeft hier te doen met een toestand van psychische opwinding, tijdens welke men door de toediening van 30 mGr. morphine de patiënte genarcotiseerd heeft. Ook het geval, door van Rooy2) inde zitting der Kederlandsche Gynaecologische Yereeniging van 15 Maart 1908 medegedeeld, is niet als een bewusteloosheid of flauwte door de haring alleen veroorzaakt, op te vatten. De spastische bewegingen van de vrouw na de geboorte van het kind, het bestaan vaneen „are de eerde”, de herhaling van een’ dergebjken, weliswaar liohteren aanval 10 minuten later maken de diagnose van hysterisch acoes zeer aannemelijk. Hoewel dus het aantal der inde literatuur bekende gevallen van bewusteloosheid tijdens de haring gering is, is hierdoor toch het bewijs van haar voorkomen geleverd. Merkwaardig is echter het verschil in frequentie bij de met hulp barenden en de heimelijk bevallende meisjes. Freyer heeft hiervan een zeer aannemelijke verklaring gegeven. Het meisje, dat heimelijk bevalt, heeft reeds gedurende de tien maanden harer zwangerschap in voortdurende angst voor ontdekking verkeerd, is vervolgd door de gedachten aan den hoon, welke haar van hare familieleden en de wereld over hare schande zal ten deel vallen, kwelt zich met nadenken over de wijze, hoe ze haar kind moet verzorgen, wanneer ze door allen verstoeten is. Is het te verwonderen, dat een aldus afgetobd en moreel geknakt persoon minder weerstand kan bieden aan invloeden, welke een ander zonder slechte gevolgen verdraagt? Bovendien zijn deze invloeden voor beide niet dezelfde. Terwijl het meisje, dat thuis of in een ziekenhuis bevalt, tijdens hevige weeënpijnen of buien van angst voor den afloop der bevalling van de omgevende personen steun en >) Debus, über Bewusstlosigkeit wahrend der Geburt. Inaugur. Diss. Tübingen 1896. 2) Centralbl. f. Gyn, 1908 n°. 32. p. 1063.

264