Stuwing en steeltorsie volgen hierbij dezelfde principes als bij ovariaaltumoren met dit verschil echter dat zij bij do mindere grootte en zwaarte van het normale ovarium niet zoo vaak en niet in zoo een pragnante vorm worden aangetroffen. Evenwel is het geval van Gr eyl, dat mikroskopisch door Siegenbeek van Henk el om is onderzocht een bewijs, dat ook liet normale ovarium door dislocatie en steeltorsie in hooge mate kan aangedaan worden. Wanneer wij het ovarium met don fundus uteri, de fixatie der banden en de basis met de cervix vergelijken, dan zijn mutatis mutandis de liggingsafwijkingen evenals de gevolgen (oedeem, haemorrhagieën, hyperplasie of ontsteking van stroma en epitheel) dezelfde, en dus kunnen wij ook bij ’t ovarium spreken van Anteflexio (Dislocatie naar I) Betroflexie (Dislocatie naar III) en Descensus (Dislocatie naar IY). Het Oedernn ovarii als op zich zelf staand ziektebeeld, dat als zoodanig in het geval van Gr eyl, ineen van Siin g er en in twee van Hennigl), (inde drie laatste bij Descensus ovarii) vermeldt wordt, heeft m.i. geen recht van bestaan, omdat het slechts een symptoom van de liggingsafwijkiug met of zonder steeltorsie is. De diagnose en therapie van retrotlexie en descensus ovarii mag ik wel als bekend veronderstellen. Wat de diagnose der anteflexio ovarii betreft, zoo is zij in versche niet gecompliceerde gevallen meestal gemakkelijk te stellen; dikwijls echter zal de differentiaaldiagnose tusschen anteflexio ovarii en begin van graviditas tubaria niet mogelijk zijn, omdat beide ziektebeelden met menstruatiestoornissen gepaard gaan. Omtrent de therapie kan ik kort zijn. Zooals uit de aangehaalde gevallen blijkt, kan soms met repositie, regeling van de darmfunctie, inbrengen vaneen pessarium, evenals bij de retrotlexie, genezing worden verkregen. Operatief ingrijpen is zelden noodig, en meestal veroorzaakt door bijkomende complicaties, waarbij dan telkens individueel moet worden beslist. Eindelijk meen ik te mogen veronderstellen, dat liet hier beschreven ziektebeeld veel vaker voorkomt, dan volgens de schaarsche opmerkingen inde literatuur te verwachten is, en dat vermoedelijk een goed gedeelte van de met de diagnose haematoma ovarii en graviditas extra-uterina bestempelde gevallen slechts als dislocatie van het ovarium met zijne secundaire gevolgen zijn op te vatten. Haar aanleiding van deze mededeeling zegt Prof. Treub, dat >) Centralblatt f. Gynaecologie 1893 XVII, pag. 725.

297