medegedeeld geval van gynatresie bij enkelvoudig genitaalapparaat, heeft zij door het aantoonen vaneen doorloopende spierlaag inde afsluitende membraan het bewijs kunnen leveren, dat in dat geval de atresie berustte op een ontwikkelings-anomalie. Prof. Ko uwer zegt, dat de membraan niét uitgesneden is, maar dat hij makroskopisch den indruk had met een soortgelijke membraan te doen te hebben, als indertijd door mej. van Tussenbroek is gepubliceerd. De heer de Josselin de Jong herinnert er aan, dat hij in het geval van Preetorus, waarop de heer Stratz zooeven doelde, eveneens rondom het geheele praeparaat een doorloopende spierlaag vond. Ook hij heeft het op grond van zijn onderzoek als een aangeboren afwijking beschouwd, en voor de haematosalpinx een mechanische (kleine laesies, verkleving, vergroeiing) geen inflamnatoire oorzaak aangenomen. Prof. van der Hoeven heeft een dergelijk geval gehad: hij vond daarbij de vaginale vlakte van de afsluitende membraan bekleed met cilinderepithelium. Hiermede eindigt de discussie en wordt de vergadering gesloten. Vergadering van Zondag 22 Mei 1910. GEHOUDEN TB ÜTRECHT. Loco- Voorzitter: Dr. A. Montagne. Secretcm sse: Dr. Catharine van Tussenbroek. Prof. Kouwet doet de volgende mededeelingen. Bij een vrouw met eenzijdige heupluxatie heeft hij tweemalen en bij een andere met dubbelzijdige heupluxatie éénmaal Sectio caesarea moeten verrichten, voornamelijk ten gevolge van de bestaande bekkenvernauwing. liet bekken van de tweede vrouw, die na de operatie gestorven is, wordt vertoond. Spr. ontwikkelt zijn opvatting van het luxatiebekken als een, dat niet uitsluitend inden gebrekkigen aanleg van den heupkom maar ook in andere opzichten ontwikkelingsstoornissen kan vertoonen. Bovendien zijn patiënten met heupluxatie minstens evenzeer als anderen, misschien nog meer dan anderen, blootgesteld aan de kans rachitisch te worden. Hij acht daarom de uitspraak van Prof. Treub, in diens handboek voor verloskunde, als zou het luxatiebekken, wat de moeilijkheden bij den partus betreft, slechts geringe beteekenis hebben, niet juist.

144