kraambedsterfte beheerscht; een factor, die zich bij de algemeene sterfte of niet, öf in veel mindere mate doet gelden. In verband met het vorige kan moeilijk worden betwijfeld, dat die factor de infectie in het kraambed moet zijn. Ook de 47 kleine gemeenten bevestigen, dat de kraambedsterfte sterker dan de algemeene sterfte is gedaald. Tabel 8, in kromme 8, Plaat 111 aanschouwelijk gemaakt, geeft daarvan het bewijs. Tabel S. VERHOUDING DER IN ’T KRAAMBED OVERLEDENEN TOT HET TOTAALCIJFER DER VROUWEN, DIE TUSSCHEN HET 20ste EN 50ste JAAR OVERLEDEN ZIJN, IN ONZE 47 KLEINE GEMEENTEN. Overleden Jaartal. in ’t geheel in ’t kraambed °/0 1875 – 407 – 77 – 18,9 1876 – 395 66 16,7 1877 – 356 47 13,2 1878 – 323 50 15,5 1879 – 350 69 19,7 1880 – 351 52 – 14,8 1881 – 335 46 13,7 1882 – 332 48 14,5 1883 – 353 65 18,4 1884 – 323 64 19,8 1885 – 347 – 59 – 17 1886 – 350 – 68 – 19,4 1887 – 323 50 15,5 1888 – 328 – 47 – 14,3 1889 – 349 52. – 14,9 1890 – 296 34 11,6 1891 – 322 – 42 – 13 1892 – 338 43 – 12,7 1893 – 336 60 14,9 1894 – 296 46 15,5 1895 – 298 – 88 12,8 1896 – 285 – 45 – 15,8 1897 – 261 36 14,3 1898 – 263 33 12,5 1899 – 304 53 17,4 1900 – 283 32 11,3 De daling in tabel S komt nog duidelijker voor den dag, als wij de tabel als volgt in twee helften splitsen. Yan 1875 tot inclusief 1887 stierven tusschen het 20ste en 50ste jaar 4545 vrouwen, daarvan in het kraambed 761 = 16,7 °/0. Yan 1888 tot inclusief 1900 stierven tusschen het 20sto en 50ste jaar 3949 vrouwen, daarvan in het kraambed 551 14 °/Q-

29