slechts in twee gevallen was het lager; in geval IY 25%, en in geval 111 16.2% en 13.6 °/0; van deze patiënten kon echter de urine slechts één of twee dagen onderzocht worden. Het in geval IY gevonden gehalte was toch nog grooter dan het maximum, dat bij gezonde zwangeren werd gevonden (zie onder); alleen geval 111 viel onder dit maximum; maar daar hier slechts twee bepalingen werden verricht, en zooals uit andere gevallen blijkt, de cijfers dikwijls sterk wisselden, en alleen uiteen grooter aantal bepalingen een overzicht over het gemiddelde kon worden verkregen, mag deze eene uitzondering niet te zwaar wegen. Bovendien zagen wij het grootste gehalte aan kreatine eenige dagen na het ophouden der aanvallen. Yan de vier langer onderzochte patiënten verliet één (I) de kliniek, terwijl de urine nog veel kreatine bevatte: 32.6 °/0; acht maanden later kon de urine van deze vrouw nog tweemaal onderzocht worden en nu bleek de kreatine geheel uit de urine verdwenen te zijn; drie (Y, YI en YIII) verlieten de kliniek met geen of nagenoeg geen kreatine. Yan de zwangeren met gestoorde stofwisseling (IX—XIII) vonden wij hij de drie aan chronische nephritis lijdende vrouwen eveneens een hoog gehalte aan kreatine; in percenten van de totale hoeveelheid kreatinine uitgedrukt: hij XIII een geleidelijke stijging tot 26.3 °/0, en daarna weer een langzame daling; in geval XI een hoog gehalte, vooral op den dag, toen de algemeene toestand zorgwekkend was; het bedroeg toen 34.4 °/c en daalde, toen patiënte verbeterde; op den laatsten dag van het onderzoek, toen 27.6 °/0 werd bereikt, had patiënte weer lichte oedemen. Bij patiënte XII, die slechts korten tijd inde zwangerschap kon worden onderzocht, bleef het cijfer hoog, tot bijna 40 °/0. Xog hooger was het echter bij de twee andere vrouwen, die niet aan chronische nephritis leden: in geval IX tot 43.3 °/0 en in geval X zelfs tot 47 °/0. Bij beiden was na de haring een aanzienlijke daling in het kreatinegehalte waar te nemen; hij patiënte X, waar het vóór de bevalling als minimum 26.2 °/Q bedroeg, maar meestal hoven de 30 °/Q bleef, was het nu 16.3 °/0 en 20.3 °/Q; bij patiënte IX daalde het tot 8.5 0/o, en 5.1 °/0. De groote hoeveelheid kreatine, die hij aan nephritis lijdende zwangeren werd gevonden, maakte het wensohelijk den invloed van nephritis buiten de zwangerschap op de kreatineafscheiding na te gaan. Wij waren inde gelegenheid één geval van chronische, en twee van acute nephritis te onderzoeken; XXII. (Tabel XXII). cf Chron. nephritis (t. b. c. ?) en vitium pulmonum (t. b. c. ?).

67