resultaten heeft Schottmüller inden loop van 1910 voor het eerst gepubliceerd*). Het gelukte hem, zooals reeds boven gezegd, in zoovele gevallen anaërobe bacteriën als koortsverwekkers bij sapraemische kraamvrouwenkoorts na abortus in het bloed aan te toonen, dat hij tot de reeds inden beginne vermelde conclusie komt: de theorie der sapraemie en toxinaemie is verkeerd; wat men tot nu toe zoo noemde zijn echte infecties. In het bijzonder kon hij een nieuwe, uitsluitend bij afwezigheid van zuurstof groeiende streptococcensoort aan wij zen, die in meer dan 11 °/0 der gevallen door hem als oorzaak van koorts in bet kraambed na abortus gevonden werd. Haar deze zich behalve door haar obligate anaerobiose door de vorming vaneen stinkend gas onderscheidde, noemde hij ze streptococcus putridus; aan deze kiem nu kent Schottmüller, wat „sapraemische” koorts in het kraambed betreft, grooter beteekenis toe dan aan den gewonen aeroben streptococcus pyogenes. De acht maanden van mijn assistentschap hier, gedurende welke ik de septische afdeeling onder mij had, boden mij een welkome gelegenheid om Schottmüller’s onderzoekingen te herhalen. Ik maakte van die gelegenheid gebruik om inde eerste plaats volgens Schottmüller’s methode bij 25 kraamvrouwen met tot heden zoogenaamde „sapraemische” koorts het bloed op bacteriën, speciaal anaërobe, te onderzoeken. Deze patiënten hadden op den 4en tot 6™ dag van het kraambed één-, hoogstens twéémalen een temperatuursverhooging tot 38°,5, hoogstens 40°, met kalmen pols bij volkomen welbevinden; geen koude rillingen, geen opgezette of bij druk gevoeligen buik, hoogstens een beetje hoofdpijn en warmtegevoel; gevallen dus, zooals wij ze allen kennen als meer onwelkome dan verontrustende kraambedstoornis. Ik behoef niet te zeggen, dat ik natuurlijk patiënten met angina, bronchitis, mastitis, gonorrhoïsche koorts inde latere dagen van het kraambed, enz., principieel van mijn onderzoek uitsloot. En het resultaat van mijn onderzoekingen? Bij geen enkele koortsende kraamvrouw gelukte het mij een aerobe of anaërobe kiem uit hot bloed te kweeken, niettegenstaande ik het bloed steeds dadelijk, nadat de verhoogde temperatuur geconstateerd was, onderzocht, dus op het allergunstigste moment om er bacteriën in te vinden. Dat er, zooals bekend, naast aerobe, ook anaërobe kiemen inde ') Schottmüller, 1. c. p. 450. Idem, „Zur Pathogenese des septiselxen Ahortes,” münch. Med. Woohensclir. 1910, Nr. 35, p. 1817.

79