3 m.M. Een nauwkeurige opgave van den leeftijd van liet ei waag ik niet te geven: het zou raden zijn, temeer daar de anamnese in dezen niets betrouwbaars geeft. Prof. van Wijhe, die do piaepa raten zag, zcide mij, dat het embryo stellig ouder dan een week, doch niet ouder dan veertien dagen kon zijn.

Een overzicht van de verhoudingen geeft nevensstaande afbeelding. Het is een vergroote photografie van de 220ste snede (hg. 2). Men ziet het ei met de omgevende, hier niet zeer talrijke vlokken liggen inde eikapselholte, die overal is gesloten. Van bloed is in deze ruimte, die toch de inter- of perivilleuze ruimte is, geen sprake; het vocht schijnt geheel celvrije lymphe te zijn. Binnen het chorion ziet men de amnionholte, waarbinnen een groote oelmassa reeds het in volgende sneden verschijnende embryo aangeeft, en de kleinere, ineen hoek, dicht

tegen het chorion liggende dojerblaas met haar eigenaardigen wand. Inde decidua ziet men enkele bloedingen, grootere en kleinere lymphspleten en klierlumina. Inde buurt van het ei ziet men de klieren loopen evenwijdig aan den eikamerwand. Inde „reflexa” ziet men inde periphere gedeelten eenige doorsneden van klierlumina. Decidua. Thans overgaande tot de nadere beschrijving, begin ik met de decidua. In sneden, loodrecht op het oppervlak, naast het eitje genomen, blijkt dat de dikte is ongeveer 7 m.M.; de makroskopisch duidelijke verdeeling in verheven veldjes, gescheiden door groeven, komt ook op de doorsneden duidelijk uit. Hier blijkt, dat de klieren uitmonden in do groeven, terwijl de verhevenheden gevormd worden door meestal oedemateus stroma, waarin veelal bloeduitstortingen voorkomen. Het zijn deze bloeduitstortingen, die de bij de makroskopische beschrijving genoemde radiaire teekening geven. Op sommige plaatsen blijken de bloeduitstortingen over te gaan tot bloediufiltratie van het

190

Kg. 2.