liet bolletje kronen als- een pluim. Bij nader bezien met de loupe blijken deze vlokjes te voorschijn te komen uiteen scherp omlijnd kratertje, dat zich op den top van het bolletje bevindt. Rechts en links wordt de bol begrensd dooreen diepe groef; naar beneden gaat hij vrij gelijkmatig in hot slijmvlies over. De oppervlakte van het bolletje is vrij glad, vertoont een Y-vormige plooi of inzinking en verder eenige zeer dunne, in vocht zwevende membraantjes. De grootste uitwendige maat bedraagt 18 '/2 mM., de grootste breedte 11 mM., de grootste verticale (dikte) afmeting 7 '/i mM. Aan de zijde, welke vroeger aan den uteruswand is vastgeheoht geweest, geeft de decidua liet gewone beeld van de afscheuring in de spongiosa: het bovendeel, ook hier roso gekleurd, is schijnbaar wollig, hot benedendeel, dat weer met bloed is geïnfiltreerd, geeft vele grootero oneffenheden te zien. Doordat de eiheuvel aan den rand geplaatst is, is deze ook, met de vlokjes, aan den achterkant te zien als een iets inde diepte liggend, afgerond ovaal. De tweede decidnalap is blauwrood gekleurd, als het benedendeel van het zooeven beschreven stuk; de groeven en spleten zijn ook hier duidelijk, echter is het veld over ’t algemeen platter. Zeer duidelijk zijn ook hier de verschillende poliepvormige uitsteeksels van de decidua; soms komen deze uit diepe spleten te voorschijn en kijken hoog boven het oppervlak uit. Het eitje werd ruim omsneden, daarna behandeld met alcohol in stijgende concentratie, xylol, en ingesloten in paraffine. De coupes werden gemaakt zóó, dat ze verticale doorsneden geven door de grootste lengte van het ei met de daaruit te voorschijn komende vlokken. De kleuring geschiedde met haematoxyline-eosine; ongeveer ieder tiende praeparaat werd weer gekleurd met Bismarck-bruin ten behoeve van photographische afbeelding. De kleuring is goed gelukt afgezien van verschillen, veroorzaakt door de onmogelijkheid, waarin ik me bevond, het geheele praeparaat rustig achtereen af te werken tengevolge van andere, dikwijls meer dringende dagelijksche bezigheden. De photographieën van enkele der sneden geef ik hier weer: zij geven m.i. wel een overzicht van dit voorwerp. Pig. 33 geeft een snede over het praeparaat met de aanliggende decidua, waarbij de eikamer zijdelings is getroffen. De eikamer met omgevende decidua schijnt los te liggen van de overige decidua, doch dit is, zooals later blijkt, slechts schijnbaar. De eikamerwand bestaat uiteen buitenlaag van deciduaweefsel, aan de binnenzijde bekleed dooreen fibrinelaagje. De kamer is bloedleeg en gevuld met een heldere vloeistof, waarin geen morphologische elementen worden aangetroffen (hoewel op de

217