fibrinelaag in dit praeparaat betrekkelijk veel cellige elementen zijn neergeslagen, zijn dit toch geen bloedbestanddeelen, doch ectoblast-

cellen en detritus; de oorzaak van dit verschijnsel moet waarschijnlijk gezocht worden in het afgestorven zijn van den embryonaal aanleg). De chorionvlokken zijn in verschillende grootte aanwezig. Inde decidua zelve ziet men den loop der niet bijzonder talrijke en niet bijzonder wijde klierlumina; het oppervlakteepithelium van de decidua is behouden gebleven. Pig. 34 verschilt van fig. 33 slechts in zooverre hier de chorionzak blijkt aangesneden te zijn; deze ligt het verst naar den kant, naar de uterusholte toe, de vlokken bevinden zich het talrijkst aan de moederlijke zijde. Pig. 35 geeft een heel ander beeld. De eikamer blijkt hier op twee plaatsen naar boven geopend te zijn, waardoor de holte op een bekérvorm gaat gelijken. De grenzen der openingen zijn afgerond en zijn of met fibrine of met ectoblast bekleed. Door de openingen komen de chorionvlokken buiten de eigenlijke kapselholte. De chorionzak ligt dicht tegen de oppervlaktezijde van de kapselholte aan, zóó dat zich tusschen de decidua en het chorion hier geen vlokken bevinden. De eikamerinhoud is overigens geheel helder: van bloed is geen spoor aanwezig.

218

Fig. 33.

Mg. 34.