post abortum, en coupes, vervaardigd van zwangere uteri, geëxstirpeerd wegens carcinoma portionis vaginalis, lg,at spreker den karakteristieken bouw van de secerneerende zwangerschapsklier zien; de secretie-producten: slijm, glycogeen en colloid worden inde wijde klierlumina der spougiosa in groote hoeveelheid aangetroffen. Inde 3de zwangerschapsmaand is deze secretie het sterkst, daarna verdwijnt langzamerhand het epithelium der klieren, het wordt lager, kubisch, platgedrukt, de klierlumina zelf worden veranderd in lange spleten. Inde cervixklieren wordt nooit glycogeen aangetroffen; papillaire excrescenties hebben te dezer plaatse in tegenoverstelling met het corpus uteri wel degelijk een maligne beteekenis; aan praeparaten van proef-excisies en later geëxstirpeerde uteri wordt dit gedemonstreerd. Voorts wijst spreker op de polymorphie der epitheliumcellen bij het maligne adenoom, alsmede op de eigenaardige metaplasie, die zelden bij het kwaadaardig adenoom gemist wordt. Als voorbeelden worden enkele beelden van kwaadaardige slijmvlieswoekering vertoond, waaide diagnose geen moeilijkheden opleverde. Zeer lastig kan de differentieel-diagnose zijn tusschen sterke glandulaire hypertrophie en maligne adenoom. Het ziektebeeld der glandulaire hypertrophie, in Nederland door de onderzoekingen van Schmall reeds lang bekend, werd tot nog toe in Duitschland, onder invloed der uitspraken van Carl Ru ge, niet als zoodanig erkend; men sprak van endoraetritis hypertrophica of endometritis hyperplastica en meende de slijm vlieswoekering te moeten toeschrijven aan de gevolgen eener ontsteking. Door de uitkomsten der onderzoekingen van Hitschmann en Adler wint ook thans in Duitschland de opvatting meer en meer veld, dat bij dergelijke woekeringen van ontsteking geen sprake is. Sommigen willen thans zelfs het bestaan eener pathologische glandulaire woekering ontkennen. Volgens spreker is deze opvatting onjuist: er bestaat wel degelijk een pathologische, excessieve vermeerdering van klierepithelium en klierbuisjes (o. a. bij fibromyomen, bij stuwing, bij liggingsafwijkingen). Daarbij kunnen nog de physiologische secretie-producten (met name het glycogeen) inde epitheliumcellen aangetroffen worden, en dan pleit deze vondst zeer sterk tegen een maligne degeneratie van het slijmvlies. Doch vaak wordt bij glandulaire hypertrophie glycogeen gemist, zonder dat daarin een kwaadaardig verschijnsel behoeft gezien te worden. Welke momenten hierbij een rol spelen, is voorloopig nog onbekend. Als diagnostische kenteekenen van het maligne adenoom werden vroeger opgegeven: f

260