uterine graviditeit. Sinds dien tijd is Spreker’s waardeering voor dit symptoom een geheel andere geworden. Evenmin beteekenis heeft voor Spreker de rangschikking van de klieren, of zij „mannetje aan mannetje” liggen of niet. Hij meent, dat het onderscheid tusschen de gewoekerde klieren in het praemenstruale stadium en liet adenoom daarin gelegen is, dat, wanneer men velden met klierwoekering ziet, die van elkaar gescheiden zijn door bindweefsel met bloedvaten, dat een adenoom is. In gevallen, waar de verschijnselen niet volkomen typisch zijn, waar Spreker dus aarzelt, of hij de aandoening voor henigne of maligne moet houden, daar geeft het voor hem don doorslag, of de suspecte plekken in grooten getale voorkomen, of dat hij ze slechts bij uitzondering vindt. Houdt men zich niet aan dezen regel, dan bestaat de mogelijkheid, dat men ontstekingachtige verschijnselen aanziet voor symptomen van maligniteit, zooals onlangs in Rotterdam is geschied. De heer Driessen erkent deze mogelijkheid. Hij had ook nog praeparaten met ontsteking willen vertoonen, maar heeft dat niet gedaan, om niet te uitvoerig te worden. Slotsom van alles is, dat men inde duhieuse gevallen niet alleen op het mikroskopisch onderzoek af kan gaan, maar dat men bovendien rekening te houden heeft met het klinische beeld. Nadat de heer Kouwer, die tijdelijk als voorzitter heeft gefungeerd, den heer Driessen den dank der Vergadering heeft gebracht voor zijn belangrijke demonstratie, vertoont de heer van der Hoeven, ter aanvulling van zijn misschien ietwat te beknopte beantwoording der vragenlijst betreffende asepsis, eenige foto’s van operatiekamers, nl. uit Zürich, uit Tübingen en uit Leiden. Tegenover de operatiekamer nit Tübingen, die vol staat met kasten, waarop allerlei potten staan, en volgehangen is met touwen, onderscheidt de Leidsche operatiekamer zich doordat de ruimte groot is, zooveel mogelijk vrij gelaten is en er nergens stofnesten zijn. Er zijn geen rijen waschbakken tegen den muur, maar er is één waschhak, die aan alle kanten vrij staat, en gelegenheid geeft om in stroomend water te wasschen. De vuile gaasproppen worden niet op den grond gegooid, maar ineen emmer. Voorts is er een tweede bak, die opengetrapt kan worden, waarin de vuile jassen geborgen worden. Het electrischc licht is zóó aangebracht, dat er geen lampen zijn, waarop zich stof verzamelen kan. Alles is zóó ingericht, dat de operatiekamer zoo min mogelijk verontreinigd wordt. Kleeding, hoofd- en handbedekking van operateur en assistenten is te zien op bijgaande photo. In plaats van de lange mouwen van de steriele operatiejas gebruikt Spreker niet lange handschoenen, die duur zijn, maar afzon-

262