volgende dagen nemende angst en hallucinaties toe. Zij spreekt voortdurend en onsamenhangend. Soms laat zij zich overtuigen, voor een korte poos, dat het onwaar is, wat zij zegt en ziet, maar langzamerhand verliest zij het ziekteinzicht geheel. Nu en dan heeft zij aanvallen van hevige woede, denkt dat er brand is, meent alle schuld van de omgeving op zich te moeten nemen. Zij krijgt godsdienstige waanvoorstellingen, preekt, zingt en springt in haar angst soms uit bed. De hoofdsymptonien der psychose bestaan in ideeënvluoht, incoherentie en logorrhoe. Bewegingsdrang is er weinig. Zij wordt 2 Juni naar het krankzinnigengesticht vervoerd, waaruit ze 14 Sept. genezen wordt ontslagen. Den echtgenoot worden anticonceptioneele middelen aangeraden. Yan de erfelijke belasting van deze vrouwen is bij drie (9, 10 en 11) niets bekend, bij twee andere (12 en 13) is ze waarschijnlijk, bij één (14) is ze zeker aanwezig. Patiënte 12 is altijd wat zenuwachtig van aard, patiënte 13 geraakt later na het sterven van haar echtgenoot weer dusdanig inde war, dat de familie het kind niet bij haar durft laten. Patiënte 14 is zeker belast, daar haar vader, broeders en zusters allen zeer zenuwachtig zijn. Bovendien is bij haar de specifieke invloed van het kraambed duidelijk aanwezig, daar ook na haar vorige zwangerschap een overeenkomstige psychose opgetreden is, terwijl zij in beide graviditeiten en in niet zwangeren toestand psychisch normaal is geweest. Dit is de vrouw, van welke reeds bij de bespreking der graviditeitspsychosen gewag werd gemaakt. En nu wat betreft den invloed der infectie. Slechts bij twee gevallen kan er sprake van zijn, hieraan het uitbreken der psychose toe te schrijven. Het zijn geval 9 en 26 (bij eclampsie beschreven). In het eerste (9) houdt de psychische afwijking zoo gelijken tred met de temperatuursverhooging en verbetert de psyche dusdanig met het verdwijnen der koorts, dat het duidelijk is, dat wij hier te doen hebben met een innigen samenhang, en deze psychose bestempeld moet worden met den naam van symptomatische, ook wel koortsdelirium genoemd. In het tweede geval (n°. 26) verbetert ook de psychische toestand na het verdwijnen der koorts, echter niet in zoo sterke mate als in het eerste geval, en duurt het, ofschoon de temperatuur normaal is, veel langer voordat de vrouw psychisch weer geheel normaal is. Daar bij deze patiënte bovendien een ernstige stoornis der nierfunctie bestaat, blijkend uit de geringe urinesecretie en het lage stikstofgehalte der urine, is het aannemelijk ook aan de slechte nierfunctie een rol toe te kennen,

26