op de Röntgenfoto herkennen. Spreker heeft evenwel een zoo uitstekenden toestel niet tot zijn beschikking. Dr. R. de Josselin de Jong spreekt over: Twee gevallen van plotselingen dood: mededeelingen uit de praktijk der gerechtelijke verloskunde. I. Vrouw O. 34 jaar, gehuwd, 8 kinderen waarvan 4 nog in leven, verkeert in het laatste stadium van haar zwangerschap. Haar man, knecht bij een melkboer, is gedurende het tijdperk harer zwangerschap buitengewoon onaangenaam tegen haar geweest. Hij was dit ook steeds bij voorgaande zwangerschappen en dreigde voortdurend, dat hij het kind, wanneer het geboren zou zijn, van kant zou maken; ook zeide hij beslist bij de verlossing geen hulp te zullen verleenen. Bij een zwangerschap in het voorgaande jaar had zij reeds uit vrees daarvoor bij zichzelf abortus opgewekt, door het innemen van groene zeep. Zij is daarvan zoo ziek geweest, dat zij zich voor goed had voorgenomen, zoo iets niet meer te doen. Benige maanden daarna werd zij wegens heftige vloeiingen door Dr. v. Ro o y gecuretteerd; deze vond eenige vastzittende placentaresten. Onmiddellijk na haar thuiskomst uit het Diaconessenhuis is zij zwanger geworden. Haar huismedicus Dr. H., schrijft mij daaromtrent het volgende: „door de heele graviditeit heen heeft zij mij geregeld geraadpleegd over haar angst; doodelijke angst voor het weigeren van haar man om hulp bij de verlossing. Lichamelijke afwijkingen heb ik tijdens haar leven nooit gevonden; ook niets in de urine!” De echtgenoot sprak soms maanden lang geen woord tegen haar en sarde zijn vrouw ten overvloede nog door op opvallende wijze met een andere vrouw te verkeeren. Naarmate de zwangerschap vorderde, nam haar angst toe. Inden nacht van Zaterdag op Zondag, 30 Juni, kreeg zij weeën. Zij waarschuwde haar man, die daarop antwoordde, dat hij er zich niets van aantrok. Hij ging om half 5 de deur uit om de klanten te bedienen. Zij stond op, waarschuwde haar oudste dochtertje om een buurvrouw te gaan halen, die ± 5 uur binnenkwam en de vrouw bewusteloos voor het bed vond liggen. De inmiddels ontboden geneesheer kwam tegen 6 uur en vond de vrouw reeds dood. Den volgenden dag 1 Juli wordt door mij met Dr. v. Herwerden samen de gerechtelijke sectie verricht, 32 uur na het overlijden. Door de warmte was het lijk in vrij ver gevorderden staat van rotting, (groene verkleuring van buikhuid, verkleuring der aderen enz.) Uit den buik ontsnapte zwavelwaterstofhoudend gas (loodpapiertje). Er was geen icterus, er waren geen teekenen van mishandeling en er Tijdschr. v. Verlosk. en Qyn. XII. 17

249