Onder den invloed der producten vaneen normaal ei vormt zich het corpus luteum verum. Hierin zit niet iets specifieks, want de luteïnecellen van het corpus luteum spurium ontwikkelen zich eenvoudig verder en zelfs kunnen luteïnecysten, dus nog sterker woekeringen dier cellen, zooals gezegd, optreden o. a. bij ontstekingachtige adnexaandoeningen. Een feit echter is het, dat de sterkste woekering optreedt onder den invloed eener molazwangerschap, en nog wel bijzonder, nadat de raola is uitgestooten. Blijkbaar hebben de ovaria door stofwisselingsproducten der mola het vermogen gekregen een groote hoeveelheid luteïnecellen te vormen, een eigenschap, die echter vooral tot uiting komt, wanneer de stroom van stofwisselingsproducten naar het moederlichaam heeft opgehouden. Wij zijn hierbij geneigd te denken aan een remmenden invloed, die tevens van de mola uitgaat en die wegvalt na haar uitstooting, zoo goed als dit wel met betrekking tot de functie der borstklier wordt aangenomen. Aan den anderen kant is het ook mogelijk dat het puerperale proces een rol speelt alleen niet een mechanische. Misschien zou 801 o w y (8) ons kunnen inlichten, daar deze uit vrees voor boosaardige nieuwvorming bij iedere molazwangerschap den uterus exstirpeert, als hij ten minste de ovaria achter laat. Ook het niet geringe aantal gevallen, waarin wegens een error diagnoseos de uterus werd geëxstirpeerd en nog zal worden geëxstirpeerd, zou ons in dezen licht kunnen verschaffen. Ten slotte nog iets over de aetiologie. Ik heb mij reeds vroeger in dien zin geuit, dat ik de mola en het trophoblastoom (een naam, dien ik verkies boven chorioepithelioom), tusschen welke, zooals wij zagen, alle overgangen bestaan, beschouw als het gevolg vaneen verhoogde groeikracht van het trophoblast, waarvan de onbekende oorzaak gelegen is in het trophoblast zelf (2). Wat de molavlokken betreft, zoo ware het – zooals reeds vroeger is opgemerkt denkbaar, dat de primaire oorzaak gezocht moet worden in het vlokkenstroma. Toch is dit niet waarschijnlijk, omdat vlokken zonder epitheliumbekleeding niet voorkomen, tenzij gedegenereerd, en omdat het vlokkenstroma nooit zelfstandig als een maligne tumor zooals het trophoblast dit doet, het moederlijk weefsel aantast. De stromaveranderingen der vlokken zijn dus zeer waarschijnlijk secundair en het gevolg van functioneele anderingen van de cellen van Langhans en het syncytium. Yan waar nu die veranderingen inde functie en de ontwikkeling van het troj#mblast ? Komt de oorzaak van den kant van de moeder of van de vrucht, of ligt zij in het trophoblast zelf?

73