Beginnen wij met de vrucht uitte schakelen. Wel hebben Marlowski en Durante (17) beweerd, dat door circulatiestoornissen inde navelstreng, resp. inde capillairen der vlokken, zwelling van de vlokken zou optreden, wat ten slotte tot blaasjesvoiming zou voeren, doordat de bekleeding der vlokken zou doorgaan met producten uit het moederlichaam op te nemen, doch daar staat tegenover, dat noch syphilis, noch chronische nephritis, waarbij uitgebreide vaatveranderingen voorkomen, met hydrops der vlokken, tot blaasjesvorming praedisponeert (daar blijft het trophoblast ook normaal!); dat er slechts hoogst zelden bij missed aboition, waar een deel der vlokken maanden lang na den dood van het vruchtje inleven is gebleven, blaasjes worden gevormd, en dat, zooals ik zelf Benige raaien kon waarnemen, na den dood vaneen als foetus papyraceus a terme geboren vrucht, het bij deze vrucht behoorende gedeelte der tweelingplacenta geen spoor van blaasjesvorming vertoont. Onder normale omstandigheden heeft de vrucht invloed op de ontwikkeling van de vlokken. Is de vrucht dood, of houdt de circulatie ineen gedeelte der placenta op, dan vermindert de groei en gaan die vlokken langzamerhand te gronde. Bij molazwangerschap zien wij juist het tegenovergestelde: Sterke groei, die zelfs niet altijd de physiologische grenzen respecteert. Het leven of de dood der vrucht hebben met het ontstaan der mola blijkbaar niets te maken. Zoolang er een voldoende hoeveelheid functioneerende vlokken is, blijft zij leven; wordt die hoeveelheid te gering, dan sterft zij. Of dat reeds inde eerste weken der zwangerschap geschiedt of later, hangt af van het tijdstip, waarop de ziekte aanvangt, en van de uitbreiding, die zij verkrijgt. Blijven de veranderingen beperkt tot een gedeelte der vlokken hetzij dan samenhangend, als partieele molavorming, of verspreid, als mola disseminata, dan kan de vrucht blijven leven en haar vollen wasdom bereiken. Zooals ik reeds bij een vroegere gelegenheid heb betoogd : de vrucht is passief (2). En hoe staat het met den invloed der moeder? Yerschillende hypothesen zijn dienaangaande opgesteld; wij willen ze kort nagaan; 1. Circulatiestoornissen in het slijmvlies van de baarmoeder, als gevolg waarvan toxische stoffen het syncytium zouden passeeren en een endarteritis veroorzaken; daardoor zouden dan circulatiestoornissen inde vlokken optreden, waardoor op haar beurt weer het syncytium zou worden aangetast (Durante). Afgezien van het fantastische dezer voorstelling, wil ik slechts opmerken, dat circulatiestoornissen inde intervilleuse ruimten scheering en inSlag zijn, daar immers infarcten nagenoeg in iedere placenta voorkomen. Wel verre

74