weefselstrook zich bevindt. Het is dus duidelijk, dat het gezwel is uitgegaan vaneen vlok. Het meerendeel der beschreven gevallen is soliede als het onze, slechts vier gelobde zijn medegedeeld; Over hot tijdstip van ontstaan zijnde meeningen nog verdeeld: sommigen vermoeden dit reeds in de derde week, anderen in alle stadia der zwangerschap. Over de oorzaak der gezwel vorming is niets bekend. Wel zoeken sommigen die in stuwing inde moederlijke, anderen in stuwing inde kinderlijke bloedbaan, maar geen van deze meeningen is aannemelijk. Het zou toch niet te begrijpen zijn, dat een dergelijke algemeen werkende afwijking een plaatselijke gezwelvorming zou veroorzaken; bovendien blijkt bij bestudeering der litteratuur stuwing inde moederlijke bloedbaan in het overgroote meerendeel der gevallen te ontbreken. Stuwing inde kinderlijke bloedbaan komt inderdaad zeer veelvuldig voor, maar moet volgens mij aan de drukking van het gezwel op de placentavaten worden toegeschreven. Wat de klinische verschijnselen betreft het volgende: Yan 52 gevallen werd bij 6 meer of minder eiwit inde urine gevonden. Wij weten nog te weinig van de stofwisseling inde zwangerschap, om dit met zekerheid te verklaren. Misschien worden dooide stuwing inde placentavaten meer foetale stofwisselingsproducten in het moederlijke bloed gebracht dan gewoonlijk het geval is. In 8 gevallen ontstond er een nabloeding, 4 maal moest de placenta manueel, 1 maal met den handgreep van Credé worden verwijderd. Waarschijnlijk berust deze stoornis op een vastere vergroeiing van het neurotische placentagedeelte, dat onder den tumor is gelegen, met den uteruswand. Na aftrek van andere oorzaken werden 13 kinderen praematuur, 7, hoewel voldragen, dood geboren, zonder dat het mogelijk is het verband met den tumor aan te wijzen. Beter te verklaren is de nadeelige invloed van het gezwel op het kind bij de volgende drie kinderen, door Steinbüchel, Merttens en Dienst waargenomen. Het eerste was oyanotisch, oedemateus, hydrocephaal met sereus vocht in alle lichaamsholten; er was hydramnion; drie gezwellen ter grootte vaneen noot. Het tweede gaf dezelfde verschijnselen, bovendien uitzetting van het rechter hart eu van de vena umbilicalis Tumor ter grootte vaneen nier; hoeveelheid vruchtwater onbekend. Het derde met dezelfde verschijnselen, bovendien bloedingen inde sclerae en geruischen boven alle ostia van het hart. Tumor was zoo groot als een vuist, er was hydramnion. Dit kind was het eenige, dat inleven bleef. Na 3 dagen waren alle verschijnselen verdwenen, ook de geruischen

281