maatregel wil beperken tot die gevallen, waarin hij werkelijk noodig is. De drie andere gevallen zonden, naar ik meen, door geen enkele andere behandelingsmethode te redden zijn geweest. Yan de vijf vrouwen, die aan febris puerperalis stierven (4 maal pyaemie en 1 maal acute sepsis) waren reeds vier bij opneming zeker geïnfecteerd (stinkende afscheiding en temperatuursverhooging), bij de vijfde, Ho. 107, komt waarschijnlijk de infectie ton onzen laste. In twee gevallen zijn waarschijnlijk cervixscheuren de oorzaak van parametritis geweest met thrombophlebitis en haar gevolgen; beide malen was met de vuist gerekt. Ineen derde geval, No. 115, staat de wond der vaginale keizersnede vrij stellig in verband met de pyaemie, daar vóór de operatie reeds temperatuursverhooging bestond. Eenmaal trad na metreuryse pyaemie op, zonder dat verwondingen van de cervix waren waargenomen, terwijl eenmaal acute sepsis ontstond na een spontane baring bij reeds bestaande infectie. Inde volgende groep (bloeding met resorptie) speelt de bloeding als doodsoorzaak een belangrijke rol; toch heb ik de stellige overtuiging, op grond van mijn ervaring in tal van andere gevallen, dat die vrouwen zonder de te voren reeds bestaande infectie inleven zouden zijn gebleven. De resorptie, die bij geïufecteerden of rottenden uterusinhoud onmiddellijk na de baring zeer belangrijk is, getuige de koude rillingen, die wij dan zoo dikwijls zien optreden, werd in die gevallen de laatste oorzaak van den dood. Twee maal werden de kinderen spontaan geboren, gevolgd dooreen zeer ernstige atonische bloeding; eenmaal werd versie en extractie en eenmaal vaginale S. C. gedaan bij zeer anaemische vrouwen; deze laatste patiënte stierf eerst 48 uren post partum. Drie vrouwen waren zeker geïnfecteerd bij opneming; de vierde is waarschijnlijk geïnfecteerd gedurende haar verblijf inde inrichting te midden van kraamvrouwen. Bij het sterfgeval aan uterusruptuur is de abnormale zetel der placenta in zooverre betrokken, dat hij de oorzaak was der afgeweken stuitligging, terwijl aan den dood door embolie der arteria pulmonalis eveneens infectie ten grondslag lag. Vroeger, in mijn opstel over de aetiologie en prophylaxis der puerperale thrombose, heb ik gewezen op de groote frequentie van thrombosen na placenta praevia en daarvan een verklaring gegeven; groote thrombi inde venae van de zich niet samentrekkende cervix plus infectie. Deze embolie staat dan ook zeker in verband met den abnormalen zetel der placenta, die even zeker in het laatste geval met den ongelukkigen afloop niets te maken heeft. Bezien wij nu Tabel I met betrekking tot de wijze van behandeling, dan blijkt allereerst, dat tamponnade nooit is toegepast. Wel

22