alle mogelijke overgangen. De eene is de methode van Albers Schönberg, die met vrij kleine doses stralen behandelt, de andere die van de Freiburger kliniek (Ganss), welke met groote hoeveelheden stralen werkt. Spreker behandelt zijn patiënten ongeveer op dezelfde wijze als Kirschstein, d.w.z. met een hoeveelheid stralen tusschen beide genoemde methodes in. Hij bestraalde met harde buizen, op twee of drie naast elkaar gelegen velden boven de symphysis met een focus-huid-afstand van 30 cM., gebruikte aluminium-filters van 3 ml. en gaf daarbij 15 tot 20 X Pei' veld. De bestralingen geschiedden om de twee tot drie weken. De hoeveelheid stralen, noodig om amenorrhoe te verkrijgen, wisselde vrij sterk, was meestal tusschen 100 en 200 X- Nadeelige gevolgen zag spreker nooit van deze wijze van doen; naar sprekers meening bestaat er dan ook geen reden om bij methropathieën en myomen grootere hoeveelheden stralen aan te wenden; iets anders is het bij maligne tumoren, waarbij veel sterker bestraald moet worden, wil er kans op succes bestaan. De heer Engelhard zegt, dat Dr. Fabius de sterfte der myooraoperaties te hoog heeft geschat ; laat het s°/0 bedragen voor de gecompliceerde gevallen, bij de ongecompliceerde myomen is het sterftecijfer veel kleiner. De heer de Josselin de Jong vraagt, of de heer Fabius ook ervaring heeft over de Röntgenbehandeling van carcinomen. De heer Fabius wil voorloopig de uterus-carcinomen liefst van de behandeling uitschakelen. Wel behandelt hij reoidieven van mammacarcinoom. De heer de Josselin de Jong is bij Bumm in Berlijn geweest en heeft daar een diepen indruk gekregen van de resultaten der stralenbehandeling bij portio- en cervixcarcinomen; Warnekros geeft hij carcinoom groote doses, en ontwijkt daardoor de prikkelende werking. Heeft de heer Fabius wellicht waarnemingen gedaan betreffende de histologische veranderingen, welke na Röntgenbestraling optreden? De heer Fabius beantwoordt die vraag ontkennend. De heer Driessen acht de vraag, door den heer de Josselin de Jong gesteld, van het hoogste belang. Inde litteratuur overheerscht de voorstelling, als zouden de Röntgenstralen alléén invloed uitoefenen op de groeiende eicel; spreker acht dat niet waarschijnlijk. Hij gelooft, dat het myoom en de mucosa uteri rechtstreeks onder den invloed komen. Want het onderzoek leert, dat het ovariaal weefsel niet volledig vernietigd wordt. Hij gelooft daarom aan een rechtstreekschen

73