ken, daar men bij gemis aan voldoenden greep, er geen draaibewegingen mee kan uitvoeren; het is alleen vervaardigd en een tijdlang gebruikt om als overtuigend bewijs te dienen van hetgeen ik meen te hebben aangetoond. Prof. Kou wer heeft het instrument van Boer ma aangesehaft en zonder wiskunstige berekeningen geprobeerd. Het is hem gebleken, dat het in gemakkelijke gevallen heel goed gaat, maar dat men krachtig klemmen moet, als het hoofd wat minder diep staat, of wanneer men eenigen tegenstand ontmoet. Zelfs bij lichte gevallen moet men altijd knijpen, als er iets meer kracht noodig is. Wie de tang van Boer ma gebruikt, heeft voor moeilijke gevallen toch nog de tang van Naeg e 1e noodig. Het principe, dat men zoo weinig mogelijk drukking moet uitoefenen, wil de heer Kouwer graag onderschrijven; voor personen, die altijd te hard trekken, kan de tang van Boer ma zijn nut hebben. Prof. KTjhoff merkt op, dat men ook met de tang van Boerina niet alle zijdelingsche drukking vermijdt. Prof. Treub zegt, dat de rekking van de zachte deelen bij Boer m a’s tang grooter is. De drukking is een component van de kracht waarmee men het hoofd naar buiten trekt; een zekere mate van drukking op het hoofd is dus onvermijdelijk; dat die drukking niet grooter wordt dan noodzakelijk is, hangt af van het verstand en de voorzichtigheid van den medicus. Dat er een voordeel is in het niet gekruist zijn der lepels, wil de heer Treub gaarne erkennen. Doch de tang veert te veel; daardoor is de kans op verticaal afglijden groot. De heer Boer ma erkent, dat de mogelijkheid van drukking op den schedel bij zijn tang niet geheel is uitgesloten, ten gevolge van rekking der zachte deelen door de lepelstelen; deze zal echter steeds onvermijdelijk zijn, zoolang wij tangvormige instrumenten zullen noodig hebben. Wat de rekking van de weeke deelen betreft, deze is grooter bij Kaegele’s tang bij de extractie, niet bij het inbrengen. Er is navraag voor zijn tang in Frankrijk, België en Amerika: daar is Kaegele’s tang minder in gebruik. Het bezwaar van Prof. K ouwe r, dat men twee tangen noodig heeft, blijft ook bij de tang van Koegele bestaan, daar men voor de hooge extractie toch de tang van Tarnier met trekhaken niet ontberen kan. Het is een voordeel van zijn kleine tang, dat die zoo weinig indruksels geeft op het kind. Prof. Kou wer zegt, dat ieder ten slotte het gemakkelijkst werkt met het instrument, dat hij gewoonlijk gebruikt. Wie met Naegele’s tang vertrouwd is, waardeert de gemakkelijkheid waarmee men varieeren kan bij het aanleggen. Prof. Kouwet vertoont vervolgens twee praeparaten. Het

79