uitvoeriger besproken heb, geschiedde dit om vooral het licht te doen vallen op de systematische wijze, waarop Denys de moeilijkheden, die zich bij de geboorte van diplopagi kunnen voordoen, behandelt, en omdat hij, een hollandsch verloskundige, de eerste is geweest, die een indeeling gegeven heeft van de dubbelmonstra met het oog op de baring. Heeft Denys in 1733 zijn boek in het licht gegeven, een dertig jaar vroeger reeds is het beroemde werk van Hendrik van Deventer1) verschenen. Inde appendix van het 50ste Kapittel spreekt ook hij over het verlossen van wanschepsels, maar zijn geheele betoog is alleen daarop gericht, dat er enkele gevallen kunnen voorkomen, waarbij wel eens vaneen scherp instrument gebruik moet worden gemaakt, iets wat van Deventer zooveel mogelijk bij de verloskundige hulp wil zien uitgesohakeld. Hij zegt: „er kunnen maar twee gevallen voorkomen, daar het gebruik van eenige instrumenten kan te pas komen en dat is, óf wanneer dat de kinderen dooreen monstrueuze grootheid van haar geheele lichaam of een gedeelte van hetzelve in tegenstelling van de kleinte van het bekken, daardoor in haar geheel onmogelijk kunnen passeeren, óf wel dat wanneer bij verzuim of onkunde van de vroedvrouwen een regt gekeerd kind ineen zeer scheefleggende baarmoeder met zijn hoofd en de schouderen tegelijk zoo vast geklemd liggen, dat men bij den aanpers, ook van de sterkste weeën geen de minste nederzetting kan waarnemen, en dat, na alle andere middelen te vergeefs in het werk gestelt te hebben, men als dan tot behoudenisse van de vrouw het kindt als doot genoodzaakt is te handelen en af te halen.” Is een wanschepsel heel groot, dan kan het gebeuren, dat het in stukken moet worden afgehaald, maar het is hem nooit gebeurd, dat hij dit noodig had. Wij mogen uit het voorafgaande gerust de gevolgtrekking maken, dat aan Denys de eer toekomt, de eerste geweest te zijn, die een handleiding gaf voor de hulp, te brengen bij de baring van dubbelmonstra. Ka hem zijn tal van schrijvers te noemen, die zich op dit gebied hebben bewogen; van de latere leerboeken over obstetrie toch is er bijna geen enkel,. of er worden, al zijn het maar een paar regels, aan dit onderwerp gewijd. Terugkomende op onze vraag, wat wist men ten tijde, dat Christel! zijn dissertatie schreef, over de behandeling van de baring bij dubbelmonstra, vinden wij in zijn werkje herhaalde ') Nieuw licht, etc., 1701, Leiden.

11