heeft er allen schijn van. Met alleen bestond een enorm verschil tusschen het beloop der 7de en Bste zwangerschap, maar daarvoor was reeds, afgezien van de beide abortus, een dood kind geboren. Een nephritis inden gewonen zin van het woord heeft deze vrouw niet. Wel bleken de nieren uiterst gevoelig voor de zwangerschapsproducten en traden er zoo belangrijke veranderingen in het ei op, dat het den kinderen het leven kostte. Onder zoutonthouding ging echter alles naar wensch; eerst op het allerlaatst trad wat albumen op. Volgt hieruit niet met groote waarschijnlijkheid, dat de intoxicatie-verschijnselen van de vrouw, zoowel als de verandering van het ei, mede onder invloed der NaCl-retentie ontstonden? F. Vrouwen mei eclampsie. Niet zoo zelden gebeurt het, dat onder conservatieve behandeling der eclampsie de aanvallen ophouden, zonder dat de zwangerschap wordt afgebroken. Het lag dan ook voor de hand, aan die vrouwen, zoodra zij weder konden eten, zoutloos voedsel te geven. Zes maal hadden wij daartoe gelegenheid. Geval XXIII. 1912, N°. 210. I-para, 25 jaar; laatste menses begin December. Deze vrouw had reeds geruimen tijd dikke beenen en een opgezet gelaat, toen na herhaald onderzoek eiwit inde urine werd gevonden. Een of twee dagen later ging zij braken, zij kreeg hoofdpijn en 26 Juni trad eclampsie op. Na den derden aanval werd zij bewusteloos opgenomen te 5 uur 30 n.m. met schuim op den mond en een rochelende ademhaling. Te 7 uur ontwaakte zij uit haar coma, dronk wat en viel in slaap. 8 uur 30 n.m. vierde aanval, 10 m.Gr. morphine. 10 uur vijfde aanval, een Liter physiologische keukenzoutoplossing subcutaan. Met den katheter werd 200 c.c. urine afgenomen, die 30 °/00 eiwit bevatte. Den volgenden morgen keerde het bewustzijn terug, patiënte dronk, herkende zelfs haar man. De tong was sterk gezwollen en stuk gebeten. Nadat deze genezen was en patiënte weder kauwen kon, werd overgegaan tot zoutloos diëet, 2 Juli. Het eiwitgehalte, dat de eerste dagen hoog bleef, daalde op 10 Juli tot 10 °/00 en het lichaamsgewicht van 62,6 op 1 Juli tot 58.1 K.G. op 16 Juli, den dag vóór de haring. De algemeene toestand was gedurende dien tijd uitstekend, het braken en de hoofdpijn waren geheel opgehouden. Nadat de aanvallen waren opgehouden, leefde het kind nog; tusschen 11 en 14 Juli is het echter gestorven, zoodat het gemacereerd geboren werd. De placenta was klein. Bij ontslag,

62