tumor nog geen neiging tot kleiner worden vertoonde, besloot ik wegens de nrine-bezwaren tot laparotomie over te gaan. Het linker adnexum, omgeveu dooreen haematocele, werd geëxstirpeerd. De uterus was normaal, terwijl rechts een oude salpingitis bleek te bestaan. De genezing werd niet gestoord. De tumor bleek de zwangere tuba te zijn, ter grootte vaneen appel. Na doorsnijden vond ik de amnion-holte leeg en vertoonde het ei het uiterlijk vaneen typische haematoom-mola van Breuss. Daarin bevonden zich talrijke vlokken, zonder vaten, bedekt met normaal, levensfrisch trophoblast. In het derde geval had de patiënte 6 Juli 1913 het laatst gemenstrueerd. Zij was 10 jaar getrouwd, nooit zwanger geweest, maar had zeer veel aan buikpijn geleden, blijkbaar afhankelijk vaneen gonorrhoïsche adnexaandoening. Half Augustus kreeg zij hevige buikpijn en bleef sinds dien sukkelen, totdat zij 10 October weder zulk een pijnaanval kreeg en naar bed moest. 11 October vond ik haar vrij sterk anaemisch, met een opgezetten, pijnlijken buik en een kleinen, frequenten pols. Er was een tumor inden buik, die reikte van de symphysis tot even onder den navel, en in het cavum Douglasii was een typische haematocele te voelen. Zij had in het geheel niet gevloeid. Op grond daarvan stelde ik de diagnose op extra-uterine zwangerschap met nog levend ei. De indicatie tot laparotomie werd gesteld en patiënte opgenomen. 15 October kreeg zij weder een pijnaanval en vloeide iets en 16 October, even voor de operatie, werd de geheele decidua uterina uitgestooten. Bij de operatie werd de haematocele opgeruimd en het rechts naast en boven den uterus gelegen ei geëxstirpeerd. Yan de tuba was aan die zijde niets te zien; de linker tuba was veranderd ineen 2 vingers dikken hydrosalpinx. Aan het ei is van de tuba niets te bespeuren, zoodat het niet zeker is, dat wij met een tubair ei te maken hebben. Het was nog in zijn geheel en werd na harding doorgesneden, waarbij bleek, dat zich inde amnionholte slechts een overblijfsel van de vrucht bevond, ter grootte vaneen speldekop. Niettemin is er reeds een duidelijk omschreven plaoentavorming waarin een groote bloeding. De vlokken zijn nog geheel versch, met veel stroma, zonder vaten en met normaal trophoblast. Inderdaad leefde het ei dus nog, al ontbrak de vrucht. In het vierde geval traden minder ernstige stoornissen op, maar groeide het ei ook veel langer door. De vrouw van 27 jaar, die twee jaar te voren normaal bevallen was en normaal menstrueerde,

251