ZOGr AFSCHEIDING DER EERSTBARIGE, IN VERBAND MET HAAR LEEFTIJD. (Vervolg op: „Oude” eerstbarigen: verband tusschen den leeftijd en den aard der verlossing van eerstbarenden; 1917, blz. 209.) DOOR Prof. B. J. KOUWER. In het opstel over „Oude” eerstbarigen r) heb ik uiteengezet, dat er inderdaad een invloed van den leeftijd der eerstbarige op den loop der bevalling is waar' te nemen, en wel in ongunstigen zin. Deze invloed is reeds te bespeuren omstreeks het 24ste levensjaar. Mijn beschouwingen brachten mij tot het onderzoek van nog andere verschijnselen van zoodanigen nadeeligen invloed, en ik meende gerechtigd te zijn tot de uitspraak, dat het nadeel van den leeftijd zich eveneens openbaart in het toenemen der gevallen van albuminurie inde zwangerschap en van eclampsie. Als verklaring van het verschijnsel opperde ik de onderstelling, dat de vertraging van de physiologische sexueele ontplooiing van het vrouwelijk organisme een ongunstigen invloed uitoefent op het geheele samenstel van endocrine klieren en andere organen, de baarmoeder daaronder begrepen. Ik sprak het vermoeden uit, dat dit wellicht ook zou blijken bij de zog-afscheiding. Ik heb mij gevleid met het vooruitzicht, dat ik in staat zou zijn hieromtrent eenige zekerheid te verkrijgen met behulp van de aanteekeningen, inde verloskundige kliniek gemaakt. Deze zijn eerst bruikbaar van het jaar 1903 af; vóór dien tijd ontbreken mij nauwkeurige gegevens. Ik geef hier de uitkomst van het onderzoek; men zal zien, dat het niet in alle opzichten onbevredigend is! De kinderen worden regelmatig gewogen vóór en na het zuigen; hierdoor is een overzicht te verkrijgen over de hoeveelheid zog, door het kind genoten, natuurlijk niet over de hoeveelheid, door i) B. J. Kouwer, „Oude” eerstbarigen. Verband tusschen den leeftijd en den aard der verlossing van eerstbarenden. Dit Tijdschrift, 1917, blz. 209.