„clair, non encore chargé de granulations graisseuses. II est possible que „plusieurs de ces cellules doivent leur origine a I’épithélium folliculaire, „mais conformément aux conclusion de H. Rabl nous admettons que „plusieurs d’entre elles sont de nature conjonctive. Une celluie ou des „groupes de plusieurs cellules volumineuses conjonctives, interstitielles, „dont I’aspect est identique a celui des parties constituantes de la „zone épithéloide. Elles se raultiplient par mitose et engendrent des „ilóts volumineux qui, refoulant le tissu oonjonctif, atteignent la „couche épithéloide du corps jaune et se fusionnent avec elle”1). Het. is de vraag, of we hier niet met een foutieve waarneming te doen hebben. Herhaaldelijk is toch door anderen waargenomen en ook ik kan dit bevestigen, dat bindweefselcellen tusschen epitheliumcellen van het corpus luteum komen te liggen, zonder dat men daarom nog kan spreken vaneen zich vermengen der verschillende weefselsoorten en besluiten, dat deze beide bijdragen tot de vorming van het corpus luteum. In hoeverre van der Stricht het recht had zich op H. Rabl te beroepen, moge uit het volgende blijken. In zijn beoordeeling van het werk van Rabl zegt Sobotta, dat Rabl slechts overeen klein materiaal beschikte, dat hoewel „mit grosser Sorgfalt durehgearbeitet” toch „keinen Beitrag zur Entwickelungsgeschichte des corpus luteum „liefert”. Met Sobotta neemt Rabl aan, dat de luteïnecellen uit zijn jongste corpus luteum-praeparaten (Sobotta schatte, dat deze afkomstig waren vaneen corpus luteum, dat 10 dagen oud was, dat dus reeds volkomen ontwikkeld was) zich ontwikkeld hadden uit het follikelepithelium. Hij (Rabl) vond echter tusschen deze cellen een aantal epitheloïde cellen, die hij rekent tot elementen van de theca interna. Deze cellen zouden ook in luteïnecellen veranderen. Yolgens Sobotta heeft Rabl „zufallig ein Corpus luteum des Menschen „beobachtet, an dem, wie das gelegentlich auch bei Tieren vorkommt, „ein Teil der ursprünglichen Zeilen der inneren Thekaschicht „unverandert geblieben ist, und sich nicht zu spindelförmigen Binde„gewebszellen umgebildet hat” 2). Ook van het voorkomen van dergelijke groepen van thecacellen in het corpus luteum weefsel heb ik mij nog kunnen overtuigen in corpora lutea, die veel ouder waren dan het bovengenoemde (o. a. in Ovar. n°. LXY). Dat Rabl het in hoofdzaak eens is met de resultaten der onderzoekingen van Sobotta, hoop ik met het volgende te kunnen aantoonen. Op een vergadering van de Yereeniging voor Yerloskunde en Grynaekologie inWeenen >) 1. c. p. 234. 1] Sobotta, Ergebnisse ete. Bd. YIII, 1899, p. 943.

84